Praktizijn

Theo Linssen had mij aldus jegens De Blieck aangeduid. Zeer juist. Want de advocatuur is een stiel apart. De omgang met cliënten zou mij moeiten baren. Dat voorzag ik zelf óók wel. De klant wil koning zijn, ook als hij gratis is toegevoegd. Ja, juist dan. Want hij veronderstelt toch al dat de raadsman niet zijn uiterste best zal doen, omdat hij niet het gangbare tarief mag berekenen. Mij heeft steeds verbazing gewekt dat de klant eigenlijk vergde dat de raadsman in ieder opzicht zijn visies op het delictsgebeuren deelt en vooral dat de klant geen blaam of verwijt trof. Maar gelukkig waren er nogal wat standaardzaken destijds die dit soort hoofdbrekens niet mét zich hoefden te brengen. Het was de tijd dat particulieren radio-elektrische zendinrichtingen, de zogeheten “bakkies” praktiseerden ter fine van vermaak. Deze installaties waren in het jargon de REZI’s. En deze doorkwetterden aan een stuk door, ook in de nacht, de Rotterdamse ether.

Het fraaie rechtbankgebouw aan de Rotterdamse Noordsingel

Zonder de plichtmatige ontheffing van de verboden ingevolge de wetsvoorschriften te dezen, destijds nog de Radio- Telegraaf- en Telefoonwet. Deze Rezi’s waren uiterst hinderlijk voor het radioverkeer dat de scheepsbewegingen in de Nieuwe Waterweg, de belendende havenbekkens, Het Scheur en de Nieuwe Maas moest dirigeren. Vooral de havens waren destijds nog aanlegplaatsen voor grotere zeeschepen die tegenwoordig in de havens blijven liggen die gegraven zijn in de Maasvlakten, de landontginningen in de territoriale zones die Nederland competeren ingevolge het internationale zeerecht. Het beloodsingsverkeer was intens. Maar het verkeer vanuit de gemeentelijke haveninrichtingen eveneens. De meeste REZI’s stoorden dat soort verkeer aanmerkelijk. Het uit de lucht halen van deze REZI’s genoot in Rotterdam topprioriteit.

Nu had de Hoge Raad kort tevoren enkele basisbeslissingen geslagen over het vraagstuk van het “onrechtmatig verkregen bewijs”.  Een typisch Angelsaksisch leerstuk, samenhangend met het binnen dat rechtsstelsel vigerend adversarial systeem. Het kenmerkend tweepartijen systeem. Aanklager en verdediger staan als gelijken tegenover elkaar. Terwijl in Nederland het Openbaar Ministerie juist een geweldige voorsprong heeft. Omdat dat Openbaar Ministerie het vooronderzoek totaal heeft kunnen beheersen.   De gedachte was nu dat de strafvorderlijke overheid zich bij de bewijsgaring moet houden aan de eigen wetgeving en aan de door de rechtspraak ontwikkelde normen betreffende een behoorlijke procesorde. Het ideaal van rechtsstatelijkheid veronderstelt zulks. Wordt ter openbare terechtzitting aannemelijk dat de overheid zich niet aan de rechtsregels en rechtsbeginselen heeft gehouden, dan moeten de resultaten van die onrechtmatige bewijsvergaring weggehouden bij de rechter die oordeelt over daderschap en verwijtbaarheid. In het Angelsaksische stelsel is dat doorgaans de jury.

In Nederland, dat geen juryrechtspraak wil kennen, is dat de professionele rechter. Die mag dus die resultaten niet meewegen bij de bewijsredenering. Die hij zelf moet opzetten. Anders dan in het Angelsaksische systeem. Want daar wordt die bewijsbeslissing gegeven door de jury. Het paradoxale is dus, dat in Nederland de rechter eerst moet vaststellen dat bepaald bewijs onrechtmatig is verkregen en vervolgens dat hij dat deswege niet mag gebruiken. Wat er in de praktijk op neer komt dat hij het buiten de bewijsredenering houdt. Want hij ként die resultaten, anders dan de jury, wel. Als in Birmingham bij het Crown Court door de verdediging wordt opgeworpen dat een telefoontap onrechtmatig is aangelegd of dat het uitluisteren onrechtmatig geschiedde, zendt de gepruikte rechter de jury de rechtszaal uit. De advocaten steggelen over de opgeworpen onrechtmatigheid. Dat leggen ze voor aan de rechter. Die kan besluiten tot bewijsuitsluiting. Maar ook, dat daarvoor geen grond is.

En dan komt de jury weer terug in de zaal. En worden de bewijsverkrijgingsverhoren voortgezet. Dat is een logisch systeem. In Nederland is die bewijsuitsluitingsregel niet logisch, omdat de rechter, door te beslissen over de onrechtmatigheid van een bewijsresultaat vaak de overtuiging heeft verkregen dat de dader het tenlastegelegde inderdaad heeft begaan. Bij de verdenking dat iemand illegaal een REZI in de lucht had, placht de politie bij de verdachte aan te bellen op een voor hem onverwacht tijdstip. Zij stortte zich naar binnen. En zag dan in de bijkeuken op de veranda de REZI in vol bedrijf. Maar zij vroeg niet eerst of zij binnen mocht komen. Laat staan dat ze een last tot huiszoeking bij zich had. Daar kraaide geen haan naar. De verdachte wist ook niet dat hij het recht had dat binnentreden te beletten. In die gevallen, dan. Ik kwam nu met een dergelijk bewijsuitsluitingsverweer in de fraaie rechtszaal aan de Noordsingel op de proppen en citeerde de jurisprudentie van de hoogste rechter over de bewijsuitsluitingsregel.

De verdachte kreeg niet alleen vrijspraak. Maar hij kreeg ook nog eens de REZI terug. Die was ten onrechte inbeslaggenomen. De vervolgde kon schadevergoeding en schadeloosstellingen vorderen, want dat binnen treden was nooit zonder zaaksbeschadigingen geschied. De voordeur placht scheef in de hengsels te hangen. Dat was nog het minste. Bij alle prullaria die deze soort verdachten in huis hadden. Vooral veel porseleinen beeldjes plachten te sneuvelen. Zulks na het met zwaai openschuiven van het glas-in-loodraam waarvan de koorden van de contragewichten reeds decennia waren vergaan.  De halve penoze van Rotterdam-centrum koos De Blieck nu uit als advocaat in zware strafzaken. Ik zie nog de verblufte gezichten van De Blieck en die penoze. En dat van Linssen, glimmend van de pret.