Rechtsvermoeden van inconstitutionaliteit

Omtzigt is inmiddels van alle kante besprongen met vragen wat hij beoogde met die notitie waarvan alleen de eerste regel zichtbaar en fotografeerbaar was en die geen volzin vormde, maar de kennelijke aanzet was voor de vastlegging van een grens die een formatie niet zou mogen passeren. Een bovengrens of ondergrens, te stellen aan de PVV. Die zou liggen op het scheidingsveld tussen grondwettig en ongrondwettig gedrag van een hypothetische regeringsfractie. Maar daarmee kon slechts de PVV bedoeld worden als blok.

Dat ontkende Omtzigt uiteindelijk ook niet. De introductie van deze grenslijn voordat inhoudelijke verkenning plaatsvindt van de formatiemogelijkheden is niet echt verenigbaar met de regel dat Kamerleden ervan uit moeten gaan dat ze hun eed of belofte bij de aanvaarding van hun Kamerlidmaatschap serieus nemen, zowel wat de zuiveringsinhoud – de bezwering dat ze van niemand gelden, stoffelijke waarden of beloften hebben aangenomen om hun soeverein ambt te aanvaarden – als wat betreft de toekomstgerichte inspanningsverplichting dat ze hun ambtsbediening naar behoren zullen vervullen. Het parlementaire horizontale vertrouwensbeginsel, horizontaal, omdat het geldt de onderlinge betrekkingen van de Kamerleden op wederkerigheidsbasis.

Er is immers ook een dualistisch, verticaal vertrouwensbeginsel jegens een kabinet als onderdeel van de regering, gepositioneerd als uitvoerende tegenmacht van die Kamer. Een aantredend kabinet moet door die Kamer met initieel vertrouwen tegenmoet getreden worden, totdat het daden stelt die dat vertrouwen ondermijnen. Dan kan de Kamer dat doen blijken via motie van wantrouwen. Zolang die niet door een enkelvoudige meerderheid is aangenomen, geniet de regering dat initiële vertrouwen.

Daarzonder kan een representatieve parlementaire democratie niet functioneren. Het ligt daarom niet voor de hand een verkenningsproces in te gaan, vertrekkend vanuit een genieriek basiswantrouwen tegen één van de beoogde kabinetspartners, in dit geval de PVV. Als dat een grondhouding is van een van de aangezochte deelnemers en als dezen die houding publiek kenbaar maken, kan geen verkenning met deze partners plaatsvinden. Dat kan alleen maar als degeen die dat generieke basiswantrouwen koestert dat concreet naar feiten en omstandigheden onderbouwt en rechtvaardigt.

Doet deze dat, dan zal stellig de verkenning mislukken. Maar dat is dan ook het einddoel geweest van deze verkenningsdeelnemer. En dan is het maar beter dat aanstonds toe te geven. Dat is transparanter. Transparant. Het typisch Haagse woord dat steeds in de mond wordt genomen door degeen die in nevelen gehuld is. En dat ook wil blijven.