En zo kende dat landelijke Strijp toch nogal wat specifieke rouwrituelen die ontlastend op het ontremde gemoed werkten bij de verwerking van het leed dat velen bleven voelen al was het maar omdat de ontslapene, hoezeer vaak in het geheel niet dierbaar, toch een leegte achter liet. Een leegte die niemand precies kon definiëren, maar die er toch onmiskenbaar en ook onverwacht bleek te zijn. Vooral bij huwelijken die ontstellend lang hadden geduurd, waarbij de echtlieden een modus hadden ingeschakeld om elkaar, na jaren vindingrijk sarren, deemoedig te verdragen. Zoals noord- en zuid-Korea nu al meer dan een halve eeuw verenigd zijn in een uiterst gecompliceerd wapenstilstandsarrangement rondom de achtendertigste breedtegraad. Stierf de mannelijke partner eerder dan de vrouwelijke, dan raakte de laatste opmerkelijk vaak nadien in staat van volkomen geestesverwarring, die de huisdokter dan maar diagnostiseerde als blijvende dementie, om daarmee een toelatingsbewijs te krijgen tot het Teresiapension.
De vrouw bleef wat verwezen onduidelijke dingen doen in haar schemerachtige kamertje, voor het raam waarvan de ene uitvaartstoet na de andere voorbij kwam sjokken. Sokken breien voor ontelbare vrienden, moeien en magen. Via knotten sajet ter beschikking gesteld door de zelatricen van de Heilige Rozenkransfamilie. De Zusters van Schijndel die het klooster administreerden als instelling van maatschappelijk hulpbetoon namen de been- en voetbedeksels aan het eind van de werkweek dankbaar in, brachten het naar die zolder waar ook veel gestorven werd en lieten het door de ambulante klanten daar weer uittrekken. Ik zag het gebeuren en ervoer, al bellerinkelend, wierokend en wijwaterspattend hoezeer het biotische leven een autonome perpetuüm mobile is waarbij het zaak is de onderscheidenlijke vitale secties scherp uit elkaar te houden. Die parterrekamertjes en die zolderchambrettes dus.
Doet men dat consequent, dan leiden die partijen een vreedzaam coëxistent bestaan: de mannetjes op de zonovergoten bankjes aan het Teresiaplein rond het schaftuur en de vrouwtjes op de achterplaats bij de bijkeuken waar duchtig de oneindige reeks porseleinen etensvaten werden vóór- en afgewassen. De conversatiethemata verschillen nauwelijks. Ze komen neer op eindeloze herhalingen, een vaag gemummel dat totale bevrediging schenkt wanneer de rode deemstering nadert. God, de schepper van Alle Heil en begunstiger van de verwachtingen daarnopens, wil het zo. Omdat dat voor stervelingen onbegrijpelijk en tevens onoverzichtelijk blijft is het goed dat de begeleidingsrituelen dat óók zijn. En daaraan voldeed de requiemmis in alle delen, want wat er uitgebulkt werd bij iedere sequentie aan gregoriaanse volkszang oversteeg ieder menselijk begripsvermogen.
Maar het was reinigend, zielsbevredigend en noodde tot de deemoedige gelatenheid die men vaak voor religieuze ontvankelijkheid houden wil. Zelfs al ze gepaard gaat van flakkerende woede zoals bij een onbedwingbare veenbrand. Men moest die volkszang dus niet vertalen. In het gangbare Nederlands gesteld kwam ze neer op de machteloze leuzen die het Nederlands Verbond van Vakverenigingen bij bedrijfssluitingen pleegt aan te heffen. Vooral als de zangers voorgeven, omdat Huib Oosterhuis dat zo wilde, dat ze het er niet bij laten zitten. Zijn wat niet kan. Doen wat ondenkbaar is. Dood en verrijzenis. Het klonk steeds wrevelig, zodat je een nieuwe looneis verwachtte. Dat was voldoende om de jongerendiensten in de Maria Reginaparochie ineen te doen zijgen nadat men decennia later zich realiseerde wat men nu eigenlijk zong. Er was niets mysterieus meer voorhanden waarop de gekwetste geest tijdelijk kon terugvallen. Zoals bij het ANP-bericht dat Omeloen niet meer onder ons is. Het is onmiskenbaar waar als empirisch feit. Men betwist het niet. Maar mompelt wrevelig voor uit. Daarbij kan men vochtig in de verte staren. Doe het thuis. Als de avond valt. Niet in het openbare domein. Daar wordt men omver gelopen bij die bezigheid.