Scandali, perturbationes atque tribulationes coram publico campinarum

De drie graven – Nassau, Egmond en Horne — en hun grafelijke collegae uit Vlaanderen stookten een volksvuurtje op dat kundig aangewakkerd werd tussen 1540 en 1560 tegen het wettig centraal gezag. Dat te Brussel. Vanwege de Bourgondiërs uitgeoefend. Zij deelden den volke steeds weer mede dat dat gezag ter uitvoering van de decreten van Trente een politiestaat wilde vestigen via de introductie van een Spaanse en een pauselijke inquisitie. De beambten daarvan zouden gewetens- en godsdienstvrijheid, traditioneel in de Lage Landen gekoesterd, en het private huisrecht alsmede de vrijdom van vereniging opzij zetten. Onder aanvoering van aan vent als Sonnius. Die had, terecht, op dat punt een beroerde reputatie. Dat had hij te wijten aan zijn gestook tegen de ongelukkige Angelus Merula. Dat was een pastoor te  Heenvliet bij Brielle op het Zuid-Hollandse eiland Voorne. Die had, theologisch weinig doorlegd, vanaf de kansel enkele leerstellige stommiteiten verkondigd. Sonnius wilde bloed zien. Om bij Philips een wit voetje te halen ging hij letterlijk over lijken, zoals menig modern manager.

Sonnius bracht hem op de brandstapel, maar voordat de beul de vlam erin had kunnen werpen stierf Merula aan een hartverlamming. Het geval kreeg brede aandacht in de geruchtenstroom over wat Madrid allemaal van plan was. Nassau wist er wel weg mee. Want als Sonnius niet op de kathedra kwam, was er voorlopig een blokkade in de tegelijkertijd voorziene uitvoering van de centralistische belastingplannen. Nassau wist: zijn ze ingevoerd, dan komen Henk en Ingrid erachter dat zij er op vooruit gaan. Dan kan ik ze niet meer tegenhouden. Maar dan kan ik mijn bastaarden ook niet meer lozen op ambten sine cura. Sinecures, pretbanen. Sonnius had geen voeling met het volk. Als topambtenaar leefde hij in een ondoordringbare bubbel. Hij wist niets van misoogsten, regenval en muizenplagen. Hij werd in 1559 benoemd. Maar in Den Bosch gooiden ze onmiddellijk de stadspoorten dicht. Sonnius kwam er niet in. Hij moest na maanden soebatten uitwijken naar de Donjon bij Geldrop, want ook in de Kempen werd hij bedreigd.

In Eindhoven waren nogal wat monniken uit het Augustijnerklooster “Mariënhage” vóór politieke hervormingen. Ze pleitten opstand. Op de marktdagen. Het kwam goed uit dat er een nieuwe duiding van de Heilsgeschiedenis buiten de kerk om beschikbaar was, die inhield dat een volk zijn vorst niet hoefde te gehoorzamen als hij een tiran was. En ook dat kwam Nassau en Horne goed uit. Eindhoven werd een centrum van revolte, schandalen, ook van ontuchtige aard, aanslagen tegen het gezag en de regeringsvorm. Brussel stuurde een regeringscommissaris onder gewapende escorte. Hij bericht in de Latijnse termen in hoofde van deze blog, dat het in Eindhoven niet pluis is. Brussel stuurt nu troepen. Die worden gelegerd in de randgemeenten van de opstandige stad.

Waaronder Strijp. Dat komt klagen aan de Rechtestraat bij het stadhuis. Want iedere boerderij is nu een soort plattelandsbordeel. Uitvalsbases voor deze miliciens die natuurlijk weer hun soldij niet op tijd krijgen. Ze verenigen zich integendeel met de plattelandsbenden die de Geldersen achtergelaten hebben op de Campina-heidevlakten. En ze verramponeren alles. Geen mens is veilig. Brussel hoort van de verslagen van de Strijpse burgemeester Jan Peterszoon. Die verklaart in 1565 dat deze regeringssoldaten gemene zaak maken met de Gelderse kwanten. Maar zitten daar nu juist geen oproerige protestanten onder? Die een nieuwe leer hebben opgedaan in hun verdomde Duitse hertogdom?  In Duitsland heeft een zekere Maarten Luther gepreekt tegen het katholicisme. En dat is hetzelfde als opruien tegen het rechtmatige regeringsgezag vanwege de Roomse keizer.

Dus, als men het op de Brusselse kanselarij goed begrijpt: de Strijpenaren herbergen dat soort oproerlingen en wagen het nog om te komen klagen? De zweep erover! Brussel spreekt van dertig Gelderse huurlingen, maar dat zijn er vast méér. Daar moet tegen opgetreden worden. En dus gaat er nu een escadron zware ruiterij heen. Dat ingekwartierd moet worden en verzorgd, met paarden, lastdieren en bedienden. Door Strijp. Het heeft geen keus. Als daarna in 1566 te Eindhoven in de Sint Katrien alle beelden worden stukgeslagen en zelfs een wonderdoend Mariabeeld in de Dommel wordt gegooid, heet het dat dat stellig werk is van de te Strijp verstopte Gelderse raddraaiers. De vlam erin, de burgervader gegijzeld en een extra aanslag opgelegd. Dat zou die stripenaren leren.