Sonnius

In 1528 trokken de Gelrese destabilisatietroepen weer eens Kempenland binnen. Een ultieme laatste krachtsinspanning van de Gelrese hertog, want Karel V had nu een mobiel veldleger geconcentreerd paraat.  Karel drong ze terug. Maar in Strijp hielden de voorhoeden van Van Rossum toch huis. En  niemand hield ze tegen. In dat beekdal waren de troepencommandanten verder niet erg geïnteresseerd. De Gelrese troepen werden slecht betaald. En ze plunderden veel, maar er was weinig waardevols te vinden. De Fransen hielpen niet.  Hun koning kon niet tegen Karel op. In 1543 zag Gelre van iedere verovering af. Bourgondië had gewonnen. Dus de Roomse Keizer. Karel wilde nu voorzichtig beginnen met zijn belastingstelsel. Hij vroeg aan de paus of hij bereid was tot de oprichting van die nieuwe bisdommen. Als nieuwe bestuurscentra. Karel wilde dan wel de bisschoppen kunnen voordragen. En de paus zou niet buiten de voordracht om mogen gaan. Karel dacht aan lijstjes, waaruit de paus welgevallige ambtenaren zou kunnen kiezen, maar nooit dan na overleg en in overeenstemming met Karel.

Dat vond de stedehouder van Christus toch nog al wat. Hij was net begonnen met de bijeenroeping van het Concilie van Trente (1545-1563). Ter recodificatie van geloofsleer en ter sanering van de sacramentele bedieningen, want die waren nogal uit de hand gelopen. Te Trente werd officieel vastgesteld dat het priesterambt een soort ambtelijk voorportaal was geworden voor een schitterende bureaucratische carrière. Waarbij vroomheid, geleerdheid en menslievendheid nauwelijks een rol speelde. Daarom werden de opleidingen voor dat ambt wettelijk vastgelegd met exameneisen en verplichte curricula in de opleidingen. Een bisschop moest minstens op licentiaatsniveau theologie hebben gestudeerd. En priesters moesten kunnen lezen en schrijven, in de landstaal en in het canoniek Latijn.  Onmiddellijk  kwam overal de adel in opstand: die had bastaarden gefokt bij het leven die via de kerk lucratieve baantjes konden krijgen zonder dat ze het alfabeth machtig waren. Vooral in de Lage Landen maakten de graven van Egmond, Horne en Nassau-Breda sporreling.

In zonderheid omdat ze ook nog eens lucht hadden gekregen van de gedetailleerde fiscale voornemens van Karel. In onderlinge samenhang waren die opleidingseisen en de opheffing van fiscale immuniteiten een soort revolte. Dat kón echt niet. Daar gingen hun privileges! Karel besloot daarop te dimmen en het vooral via de schemeringen van de achterkamertjes te spelen: hij had nu genoeg gestudeerde klerken in dienst die niet van adel waren en die de pest hadden aan de nachtbrakende nathalzen van jonkertjes in Brussel en ommelanden die god noch gebod respecteerden en toch straks hun ambtelijke directeurs zouden worden. Onder hen een man met blinde ambitie. Een kanselarij-intrigant die likkend, trappend en ellebogend naar boven trachtte te werken. De vent heette Sus van de Velde. Fransiscus Sonnius. Geboren te Son. Zijn familie was rijk. Maar niet van adel. En zelfs niet notabel. Sus was de bolleboos die het vér ging brengen. Hij deed de Latijnse school te Den Bosch. Hij kwam daar Erasmus ook nog tegen. Maar lang voordat die Europees beroemd was. Sonnius was een pedante appetanterik. Hij slaagde met glans. En ging eerst naar Utrecht, naar de stichtse kapittelschool en daarna naar Leuven, waar hij eerst medicijnen probeerde maar toch eindigde met een licentiaat in de theologie. Hij promoveerde tot doctor in 1539 en werd hoogleraar.

Maar hij wilde ambtelijk hogerop. Hij wist precies waar hij naar de recepties moest om zich prettig kenbaar te maken bij mensen waar hij wat aan zou kunnen hebben. Kruiwagens. Niet wat je kunt, maar wie je ként. Daar was hij handig in. Hij werd dan ook rector te Leuven in 1543. En in 1545 kerkelijk inquisiteur. Hij kon als rechter-commissaris overal zijn snuffel insteken. En kwam al spoedig achter de reorganisatieplannen van Karel V. Daar wilde hij in méé surfen. Dus ging hij in de diverse ambtelijke voorbereidingscommissies zitten. Want hij was niet van adel, en als burger die niet eens patriciaatsachtergronden had kon hij de mijter wel vergeten. Zijn kans kwam in 1547, toe hij als theologisch raadadviseur voor Kamerijk naar Trente werd gestuurd.

Daar kwamen de voorziene reorganisaties van de bisdommen aan de orde en de nieuwe ambtelijke schalenpiramide. Sonnius zorgde dat hij in de overlegcommissie  kwam die dat uitwerkte. Want hij wilde bisschop worden van Den Bosch. Dat lukte niet direct. Hij was te astrant. Hij werd flink afgeremd door de kardinalen. Maar toen Karel V was afgetreden in 1555 kreeg Sonnius toch de kans, omdat diens opvolger in de Lage Landen, koning Philips, van toeten noch blazen wist met betrekking tot de delineaties van de nieuwe bisdommen, de omschrijvingen en taakstellingen van de nieuwe kerkvorsten. Sonnius herschreef het profiel van de Bossche zetbaas van Spanje, zó, dat het hem inderdaad op het lijf geschreven was. Philips, die een soort nerd was en een lijder aan het syndroom van Asperger, zette hem dus op de voordracht. Eigenlijk zag iedereen destijds de toeleg van Sonnius wel in. Behalve Philips, die mij doet denken aan prof Mr Dr E.M.H. Hirsch Ballin, die als minister van justitie ook altijd bij voorkeur topambtenaren benoemde die deel waren van een bureaucratisch probleem en dat krachtig verergerden.