Strafrechtelijke tweespalt

In deze jaren, 1980-1990 verpolitiseerde het strafrecht in Nederland gehéél. Het strafrecht werd beschouwd als instrument voor een maakbare samenleving. Politieker kán het nauwelijks. Daarbij speelden bepaalde sociale modellen als polariteiten een belangrijke rol voor de theoretici die aanstuurden op de bewustmaking van de mens als sociale actor van de vooronderstellingen waarop de strafrechtshandhaving in “het veld” gebaseerd waren en behoorden te zijn. Het eerste – waarop is het strafrecht feitelijk gegrondvest, wat zijn de uitgangspunten van het gedragsbeïnvloedingssysteem dat beoogd wordt – gold als het systeemperspectief. Het tweede: waarop zou dat rechtssysteem gericht moeten zijn gold als het aksieperspectief.

De studentenstrijd tegen het monopoliekapitaal (Nationaal Archief)

Deze twee perspectieven golden verder als tegengesteld, contrair, antithetisch aan elkaar. Bij het systeemperspectief was de “bezittende klasse”, het monopoliekapitaal beheersend, erop uit om zichzelf totaal te immuniseren tegen revoltes. Gewelddadige maatschappijveranderingen. Gedragen door een actueel meerderheidsbewustzijn binnen de “werkende massa’s”. Die elitaire klasse gebruikte daarvoor het negatieve sanctiearsenaal uit het Wetboek van Strafrecht. Dat was bevoogdend. Dat was paternalisties. Dat was, nog erger, maatschappijbevestigend en dodelijk voor de volkswil, die er duidelijk, maar moeilijk definieerbaar, was. De werkende massa’s hadden immers overduidelijk een wil. Het was alleen niet makkelijk die te omschrijven: daarvoor moest je eigenlijk westerse sociologie gestudeerd hebben volgens de methode van de Frankfürter Schule en wel in zonderheid de methode van een zekere Habermas.

De werkende massa wilde emancipatie en erkenning van zijn volle humanitaire existentie als creatief, uniek en onherleidbaar goedwillend volksdeel, dat opmarcheerde naar de dageraad van de totale bevrijding van de geketende, ondergeschikte, mens. Met de daarbij congruente uitbreiding van volksvrijheidsrechten. Oll pawer toe de piepul, het kon niet vaak genoeg gescandeerd worden.  Het positieve strafrecht echter werkte dat tegen. Door aan de elite een enorm sanctiearsenaal ter beschikking te stellen ter conservatieve maatschappijbevestiging. En conservatief, dat was verkeerd. Dat was zelfs contrafactisch. Dat werkte tegen de feitelijkheden in, als men de evolutionaire geschiedenis van de arbeidersmassa’s goed begreep. Ook dat was lang niet makkelijk, maar wie de Frankfürter Schule navolgde kreeg toch wel in het snotje waarop de evolutionaire volkswil gericht was. Die was afgestemd op absolute zelfbestemming. Dus vernietiging van alle daarbij remmende factoren: want alles was nú, hier en meteen, mogelijk, haalbaar en te zekeren: volledige ontplooiing op ieder vlak, totale ontremming en vrijmaking van ieder schuldgevoel, vernietiging van fatsoensnormen en vooral religieuze connotaties.

Nu was overduidelijk dat iemand als Nieboer, die maar stond te zaniken over schuld, verwijtbaarheid, kwalijke intenties, aanmerkelijke roekeloosheid en onachtzaamheid in deze polariteit een soort volksvijand nummero 1 was. Want hij redeneerde in termen van toerekening van schuld en accepteerde daarbij vergelding, wraak en leedtoevoeging als volkomen geoorloofde middelen van overheidsinterventie. Het was wel netjes dat hij dat in die intree-oratie gewoonweg meteen toegaf. Maar verder was het duidelijk dat hij onderdeel was van het systeemperspectief. Hij ging er ook nog eens vanuit dat het westerse strafrecht was gebaseerd op christelijke concepten zoals de vrije wilsbepaling, de basale plicht om eigen ontremmingen te beteugelen en de idee dat er vóórgegeven hoeksteennormen waren herkomstig uit een of andere Bijbelse Openbaring. De man gaf het gewoonweg toe!

Deze Nieboer meende werkelijk dat een psychisch afwijkende persoon schuldig kon zijn aan een delict en strafwaardig. Hij zag helemaal niet in dat “gekte” niet bestond. Dat dat een label was van de volautomatische onderdrukkingsmechanismen in een repressieve maatschappij. Die man hóórde daar niet achter die katheder! Geestesziekte is altijd de resultante van revolutionaire spanningen zoals het Sosialistisch Patiënten Kollektief in de Groene Amsterdammer had aangetoond. De vent was een anachronisme. Praatjes. Niet eens voor de Vaak.

Deze calvinist had duidelijk niet veel begrepen van de Frankfürter Schule en al helemaal niet van Mao en van de Vietcong die zo heilzaam doende was met de volksbevrijding in voormalig Frans Indochina. Deze Nieboer had geen gevoel voor volkshelden als Pol Pot of Ho-Tji-Min. Het was een smerige streek van het establishment dat deze vent benoemd was en ook dat hij nog gelegenheid kreeg om schóól te maken. Daarom moest het volk ingrijpen bij zijn academische intrede. Nu  was dat volk niet aanstonds voorhanden. Het moest immers geestdodend werken op het moment dat deze Nieboer de pauwenstaart van zijn calvinistische belezenheid in de Tilburgse Aula openbaarde. Zulks ter bevestiging van de privileges van het monopoliekapitaal.

Gelukkig waren er studenten als representanten van het morrende schuldloze volk bij de hand. Met aan diarree lijdende doffers, hier en daar een rookbom en knalvuurwerk dat helaas niet steeds afging volgens plan. Zo kon toch ook de Karl Marxuniversiteit laten zien aan de aan consumptiedrang ten ondergaande natie, het TROSvolk,  dat het wist wat deze handlanger van het militair-industriële complex toekwam. Jammer dat de zwarte roet van een rookbom op de zwarte fronten van de Tilburgse toga niet goed uitkwam. En ook wel jammer dat deze ordeverstoringen nu langzamerhand zo ritueel waren geworden dat ze zelfs de commissie van  in- en uitgeleide van het Studentencorps Sint Olof niet echt meer tot ontroering bracht. Zelfs het Nieuwsblad van het Zuiden wijdde er nauwelijks aandacht aan. Die Nieboer was wel op van de zenuwen geweest. Dat wel. Maar echt merkbaar was datt niet geworden. Volgende keer beter.