Thors principale procedure tegen ministers

Thor had  te maken met een Tweede Kamer vol met afgevaardigden uit het ouwe-jongens-krentenbrood-circuit. De Heren Hoogmogenden – die aanspraaktitel was nog steeds in gebruik sedert de zeventiende eeuw – hadden doorgaans rechten gestudeerd aan de Rijksuniversiteiten Gent, Leiden, Utrecht of Groningen. Ze hadden elkaar interacademiaal ook in corporaal verband ontgroend. Vrienden waren ze niet. Maar ze herkenden  elkaar aan spraak, rang, stand en praedicaat. Ze hoorden bij zelfde kongsi. Ze lieten elkaar nooit vallen. Als daarom de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de ministers van de kroon ook maar iets zou moeten voorstellen, dan moest Thor in een uitvoeringswetgeving voorzien, waardoor de procedures niet manipuleerbaar waren door deze kongsi.

Thor wilde daarom dat de hele rechtsgang minutieus werd geregeld in een wet in formele zin, in het openbaar in gemeen overleg met de Staten-Generaal tot stand gekomen bij kamermeerderheid. Want de ministers hoorden vrijwel per definitie tot deze kongsi. Daarom die constructie van de Vijfde Kamer bij de Hoge Raad, een brandnieuw instituut, waarvan de rechtsmachtkring velen nog steeds niet duidelijk was. De meerderheid van de Tweede Kamer had ook niet op het netvlies wat nu precies de parlementaire verantwoordelijkheid was van een minister.

Thor hád het daar wel steeds over, maar wat de “vertrouwensregel” nu precies inhield, daar hadden de Hoogmogenden echt niet over nagedacht. Er waren náást Thor twee afgevaardigden die dat wel hadden gedaan. Dominee Baron Van Hoëvell en mr Guillaume Groen van Prinsterer, de  beginselvaste calvinist. Floris van Hall was een handige donder. Tegenwoordige zou hij uitdeuker zijn geworden bij een bedrijf dat gespecialiseerd is bij de doorverkoop van Toyota’s Cabriolets vierdeurs die geen APK-keuring verdragen aan vriendelijke pensionado’s die het goedkoop breed willen laten hangen.

Floris voelde dat hij daarom Thor buiten de haakjes moest werken voor wat betreft de uitvoeringswetgeving betreffende de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers. Die plichtmatige openbare terechtzitting  — de zogeheten principale procedure –bij de Hoge Raad van dat Sondergericht zou Floris en de zijnen wel eens lelijk parten kunnen gaan spelen. Want die strafrechtelijke aansprakelijkheid was wettelijk gesticht sedert 1840. Nadien hadden Floris en intimi uit het Amortisatiesyndicaat en de Nederlandsche Handelsmaatschappij nogal wat arglistige kunstgrepen begaan om de staatschuld van 2200 millioen Rijnlandsche guldens te verminderen door te rommelen met afschrijvingen op de Indische Staatsbegroting. Dat kon toen nog makkelijk. De Grondwet zei in 1840 tot 1848 niet veel meer over de staatshuishoudkundige verhouding tussen de Indische Archipel en het Europese moederland dan dat het “Opperbestuur” dat de koning uitoefende in de koloniën werd uitgevoerd door de topambtenaar die men Gouverneur-Generaal heette.

Die topper kon in overeenstemming met de minister van koloniën heel wat boekhoudkundige kunstgrepen toepassen ter delging van deze schuld buiten de rijksbegroting om. Dat was inconstitutioneel. Het ondermijnde het budgetrecht van de Tweede Kamer via een achterdeur die alleen voor nachtelijke insluipers geopend werd. Daarom had Thor nauwkeurig in zijn amendementen op de Grondwet van 1815 voorzien dat de staatkundige verhoudingen tussen de koloniën en het regeringsgezag te Den Haag bij wet informele zin moest worden uitgespeld.

Er zou in gemeen overleg een Indische Staatsregeling moeten komen, dicteerde de herziene Grondwet. Met een financieel hoofdstuk. En een verplichting de Indische begroting die de Gouverneur-Generaal zou moeten gaan indienen bij wet vast te stellen. Daarbij zouden de Indische schulden moeten worden verantwoord. Dan zouden Van Halls machinaties aan het barre daglicht treden. De kans dat Floris een van de eersten zou zijn die naar het Sondergericht verwezen werd op een tenlastelegging vanwege de Tweede Kamer was daarom aanmerkelijk. Met leedwezen hoorde Floris dat Thor flink op scheut was met de uitvoeringsregeling. Gideon van Meijeren zou ze zó kunnen overnemen.