Translatio imperii X

Nadat Constantijn zijn tolerantie-edict van 313 heeft geslagen spreekt het voor de christenheid vanzelf dat het Vijfde Rijk – het Romeinse – de legitimatie voor het gezag en het in te zetten geweldsmonopolie moet vinden in de geopenbaarde Heilsleer die start met de geboorte van de Zoon van God, de Christus, te Bethlehem. Aldus de kerkleraar Theodoretus, een vooraanstaand theoloog van de Antiocheense school, maar ook zijn bestrijder Cyrillus van Alexandrië. En waarom?

Omdat deze Vijfde Staat lukraak is samengesteld uit vele volkeren die nauwelijks inculturaties kunnen delen. Het rijk zal slechts stabiel, welvarend en rechtszeker kunnen zijn als deze Staat zich laaft aan een algemene christelijke leer boven geloofsverdeeldheid veroorzaakt door dogmatische leerstelligheden. Alleen dan kan dat Vijfde Rijk bogen op gevoelens van gehoorzaamheid door de burgers, die onderling steeds maar krakélen vanuit minderheidsopvattingen.

Er is nu dus een waardering van de christenheid voor het Vijfde Rijk. Het begunstigen van dat Rijk houdt in het meewerken aan Gods Heilsgeschiedenis, want dat Rijk hoort daartoe en leidt tot heil, al is vaak moeilijk te definiëren waar dat heil op een gegeven tijdstip en op een geven plaats precies ligt. Melito van Sardes schrijft nu: “Om het maar eenvoudig te zeggen: wat de ziel is in het lichaam, dat zijn de christenen in de wereld”.

Dat Rijk is dienaresse van het rijk van christus dat overigens uiteraard nooit anders is dan bovenzinnelijk. Dat houdt mede in dat dat Rijk een gekerstend imperium moet zijn. En jammer genoeg is Het Westen nu veeleer een Huis van Barbaren. Daarom moet het christusmonogram worden uitgedragen op staatsparafernalia zoals banieren, schilden, kronen, ambtsgewaden en munten. De kerkelijke rechtsorganisatie gaat daarvoor zorgen.

Want anders zal dat Vijfde Rijk een satanische nabootsing zijn van wat reeds door de Apostelen is verricht. Dat is uiteindelijk de conceptie van Sint Augustinus wanneer hij de zuiver wereldlijke staat stelt tegenover die van god: de civitas terrena en de civitas Deï. In die tweespalt deelt iedere westerse staatsvorm bij de vraagstelling naar de rechtmatigheid van iedere translatio imperii.