Tussen leeftijd- en lotgenoten kijkend, soms kopend

Natuurlijk heb ik in de loop van de afgelopen veertig jaar dat ik in Den Haag vertoef heel wat rariteiten en soms inderdaad antiquiteiten gekocht. Mijn huis is groot. Echt wel. Maar het staat nu vol met de vreemdste meubelen, beelden, snuisterijen, étagères en trumeaux. De muren behangen met schilderijen, vaak van de Haagsche School, maar dan bekwaam bijeengepenseeld door de mindere kunstenaars uit die categorie, of kunstenaars uit die periode die nog niet op kleur, draai of compositie konden komen. Een Belgische ballentent, voor het meeste samengesteld uit stukken geleverd door een oude uitdrager uit de Korte Houtstraat die ook, maar dan onder erbarmelijker omstandigheden dan ik al schetste, onze stoffelijke vergankelijkheid moest verlaten.


Hij kende mijn smaak, had oog voor mijn interieur dat ik al had, had verstand van de inboedels die hij moest ontruimen en pikte feilloos het beste eruit. Belde mij dan. Of ik even kwam kijken, want hij barstte weer eens uit zijn opslagruimte, vooral als hij een ouwe Indiëganger had moeten ontruimen, een koloniaal uit onze Archipel van weleer, die, helemaal dood moeder ziel allenig was gestorven in een sjiek bejaardentehuis onder de Uilenbogen. De erven waren dan als de dood, dat ze nog één maand van de forse huur voor de kamerruimte zouden moeten betalen. Ze verpatsten de onverdeelde boedel voor een habbekrats. En ik kocht stukken eruit, voor weinig, van mijn uitdrager.

Die dan met zijn vrachtwagen piepend en dóórzakkend op het chassis met kreunende veren kwam voorrijden, vergezeld door zijn oersterke zoon die het allemaal alle trappen opsleepte, ophing, in elkaar zette, vastschroefde en soms repareerde. Aanvullend kocht ik dan nog op deze antiekmarkt op het Voorhout. Omdat ik daar in de loop der tijden had ervaren dat mijn leeftijdgenoten dáár – de marktkooplui – toch nog deelden in de moraal en ethiek van de verkoper uit professie die mijn generatie van de babyboomers al lang niet meer deelde. Want neoliberaal waren en zijn die lui niet en boomers helaas wel. Want betekent dat ze makkelijker de kluit belazeren en winstbeluster zijn dan mijn tijdgenoten met wie ik eendrachtig vergrijsde en kwalen ging delen. Er zijn er nog maar weinig van die lui over.


Ik geef er een fotografie van weer, van een dezer laatsten van de Raad der Ouden. Voor hem zijn de primitieve gewoonterechtelijke regels van de Haagsche markt nog vanzelfsprekend uitgangspunt. Hij práát er nooit over. Maar als ergens een scheur of barst in zit die kunstig en vakbekwaam is weggemoffeld, dan geeft hij dat eerlijk op en aan en óók of het nog reparabel is en waar. Het is nu uitzonderlijk geworden een der zulken hier onder het geboomte te treffen. Daarom koop ik als het zomerseizoen is aangebroken het eerste bij hem. Een groter stuk. Ik hoop dat het zegen, heil en voorspoed voor mij zal betekenen in de komende maanden totdat in september de grintbaan weer vrij moet komen voor Prinsjesdag.


Ik leid de koop plechtig in. En de wederpartij herkent de liturgie. Ook hij heft met nadruk een octaaf lager aan en deelt de specifieke details van het beoogde voorwerp mee, zorgvuldig wijzend op een  reparatie die in de loop der tijden is versmolten met het patina dat de tijden mens, dier en snuisterij of meubel pleegt te overtijgen. We stellen vast dat het druk is. Stampensdruk. En dat het allemaal toch wat is met die toestanden van tegenwoordig. En dat het vroeger anders was. Héél anders. Dat de mensen maar kopen en niet weten wat geld waard is. En dat het nog erg worden gaat. Dat we er nog van zullen staan te kijken. Hij zet de fraaie porseleinen pot separaat want hij komt het geval bij mij thuisbrengen. Zet er, adviseert hij, een aspedistra in, daar is het echt zo’n blauwe pot voor.  Heb ik die fraaie gekrulde oren wel gezien met de typische asymmetrie?  Toch nog Jugendstil, wat ik je brom. Dat kan niet in mijn fietstas geplaatst worden, óók niet met bubbeltjesplastic er om heen. Bedrijvig draaft hij naar zijn bestelautootje en plaatst de pot onder het dashbord. Mazzel. En Brooghe. Koefnoen. We weten geen van beide van het betekent, maar de zegening is daarmee volbracht. Op weg naar betere tijden.