Uitvoeringstraject

Een dergelijke revitaliseringswet kan niet volstaan met allerlei artikelen uit de Vreemdelingwet-1965 van dienovereenkomstige toepassing te verklaren op het onbepaalde, termijnloze toekomstige. Een groot aantal conservatoire maatregelen ter flankering van het beoogde nieuwe vreemdelingenbeleid was destijds belegd bij het Openbaar Ministerie dat sedert 1849 ervaringen opdeed met de vreemdelingenbewaring, de terugleidingen en uitzettingen zelf, politionele maatregelen ten laste van illegalen in het kader van het vreemdelingentoezicht – mede in verband met de identificatie en de raadpleging van de visastellingen — en de overdracht aan de eigen en buitenlandse grensbewakingsautoriteiten.

Voorshands zal dat laatste vooral in bilateraal verband moeten gebeuren op basis van de uitwisseling van memoranda of understanding. Dus buiten de Unie om. Wanneer men wil wachten op de vereiste totale consensus binnen deze Unie dienaangaande, heeft men een weg te gaan die niet verenigbaar is met de urgentie van de op nationaal niveau beoogde onmiddellijke immigratiestop. Het departement van Justitie zal moeten voorzien in een planning van de vereiste uitvoeringsarrangementen via circulaires en verordeningen, mede, omdat de Procureurs-Generaal niet meer binnen de oorspronkelijke ressorten optreden als fungerende directeurs van politie die in dit opzicht steeds aanwijzingen plachten te geven aan de autoriteiten binnen de onderscheidenlijke ressorten.

Deze functie bestaat niet meer, maar is, sedert de oprichting van de Nationale Politie, niet bevredigend ingevuld door die van andere regionale centrale autoriteiten binnen die ressorten. De competentie van zulk een autoriteit zal anders gedefinieerd moeten worden in ressorten waar internationale transithavens met het oog op voortgezette scheepvaart zee- of landinwaarts zijn ingericht dan in die waar dergelijke havens niet liggen. En voor internationale luchthavens geldt mutatis mutandis hetzelfde.  Bijzondere besluitvorming zal moeten plaatsvinden op de voorhand ter beteugeling van het verschijnsel van alleenreizende vooruitgezonden AMA’s, Alleenreizende Minderjarige Asielzoekers, die zich ook nog vrijwel doorlopend documentloos aanmelden ter fine van toelating.

Verkrijgen dergelijke AMA’s toelating, daargelaten of zulks wel gedegen kan op basis van het mondelinge asielrelaas dat deze AMA’s ingestudeerd hebben, dan wordt te hunnen behoeve aanstonds beroep gedaan op artikel 8 van het Europese Verdrag tot Bescherming van de Rechten. Van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, Tractatenblad 1951, 154. De AMA kan op grond van dat artikel gezins- en familieleden geledingsgewijs laten nareizen teneinde weer terug te keren in de persoonlijke levenssfeer die de minderjarige op de plaats van herkomst kon genieten. Artikel 8 leidt daarom tot een cascade van na-ijlende toelatingen, omdat de Nederlandse rechter tot op heden dat artikel nu eenmaal directe waarborgende werking gaf op basis van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet. De AMA kan zich daarop, uiteraard voorgelicht door de vreemdelingenadvocaat, onmiddellijk beroepen, en zulks wel naar de jurisprudentie omtrent de familiesamenstelling naar het recht van het land van herkomst. Dat is een typisch Nederlands probleem binnen de Unie. Andere EU-lidmaten erkennen een dergelijke directe waarborgende werking niet.