Ukraïners uitzonderen van de reductie van de nastroom?

Natuurlijk is de voorziene wetgeving die in 1993 gepland was binnen het kader van de Vreemdelingenwet-1965 niet vatbaar voor directe, een-op-een revitalisering al heeft men er zeven jaren toch ervaring mee kunnen opdoen. Ze was destijds niet in harmonie met de veel en veel te royale opstelling van de Nederlandse samenleving jegens immigratie en multiculturaliteit. Het kostte de PVDA dan ook binnen het kabinetten Kok weinig moeite het gehele legislatieve voornemen volkomen af te blazen als inhumanitair, chaotisch van opzet en discriminerend van strekking. Wat dat laatste betreft: ik zie eenvoudigweg geen kans voor enige nationale vreemdelingenwetgeving in welke richting dan ook – restrictief en extensief, royaal naar opvang of schrieperig – die níét discrimineert – onderscheidt – naar nationaliteit, herkomst en toegangsverschaffing.

Discrimineren heeft uiteraard op dit moment een pejoratieve bijklank. Dat heeft te maken met een informele taalafspraak die herkomstig is van de voormaling linkse kerk. Kerken kunnen institutioneel vergaan. Als Rooms-Katholiek van oorsprong ben ik daar goed mee bekend. Met de linkse religie zal het niet veel anders aflopen omdat ook zij is ingebed in een achterhaald geloof in een bepaalde heilsgeschiedenis die zich verwezenlijkt volgens dialectische theses, als de mensheid maar voortgaat zich te ontvoogden van bovenzinnelijke mystiek. De wet-Cohen is in die axiomatische bevindelijkheid geënt, al laat ze veel over aan de discretionaire bevoegdheden van de uitvoeringsdiensten — wat de triologische vreemdelingenwetgeving die in 1993 opstartte nu juist beslist niet wilde.

Omdat die diensten steeds zwichtten voor de nooddruft van nieuwe categorieën illegalen steeds herkomstig uit structureel ontredderde regio’s, of dat nu kwam door gewapende conflicten of niet. Nieuwe wetgeving zal moeten beginnen met de wettelijke positionering van het beginsel dat alleen individuele, aannemelijk te maken vervolgingsdreigingen in restrictieve zin onbeperkte toelating kunnen rechtvaardigen. Het zal heel veel moeite kosten daarop een meerderheid in de Tweede Kamer te construeren. Omdat inmiddels de demografische opbouw van Nederland wat kiesgerechtigden gekanteld is. Verder: het opzeggen van multilaterale humanitaire verdragen zoals het EVRM of het BUPO (Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, tot standgekomen in VN-verband te New York dd. 18 december 1966, Tractatenblad 1969, Tractatenblad 1978, 177 (Nederlandse Vertaling]) zullen zinloze opstellingen zijn. Enkel voor de show.

Helaas is dat opzeggen van VVD-zijde al meermalen geopperd. Allereerst is zeer de vraag of dergelijke verdragen door deratificatie inderdaad niet meer geldend zijn voor een partij die ooit onvoorwaardelijk heeft goedgekeurd. De volkerenrechtelijke vraag of deze soort verdragen, die vaak ook een samenvatting zijn van normen die een belangrijke statenmeerderheid als rechtens juist aanvaardt en dus gewoonterechtelijk verankerd zijn, wel door het intrekken van ratificatie verbindendheid kunnen verliezen, wellicht door consequente veronachtzaming, verwaarlozing of desuetudo (persistente weigering te praktiseren) is nog steeds niet universeel bevredigend beantwoord. Wellicht zou dat kunnen, als Nederland destijds bij het depot interpretatieve verklaringen of reserves zou hebben gemaakt in de officiële vorm, zoals het dat deed bij het Statuut van Rome 1998.

Daarvan is dan akte genomen door het secretariaat van de depothouder en akte verleend aan de ratificator. Maar als Nederland dat al zou besluiten, die officiële regelmatige deratificatie, zou het daar als EU-staat weinig mee opschieten. Immers de minimum-standaarden die je in dergelijke verdragen – er zijn er meer – vindt, zijn ook verwerkt in de Grondwet van de Europese Unie, het Verdrag van Lissabon. Niet woordelijk, soms door blanco refertes, soms door analoge waarborgnormen te noemen, maar inleesbaar in die Grondwet zijn ze bijna steeds. Maar dat neemt niet weg dat die Grondwet van de Unie nergens borgt dat toegelatenen onmiddellijk afdwingbaar recht hebben op onbeperkte gezinsvorming of secundaire gezinshereniging met perspectief op tertiaire nastroom. Via hun onbepaalde verblijfsrecht.

Dat Nederlandse rechters dat in artikel 8 EVRM wel hebben willen lezen en wel degelijk als een onbetwistbaar automatisme is een nationale aangelegenheid. Die dus nationaal af te kaarten is, tegen de druk dier rechters in. Ze zijn, zeker, onafhankelijk. Maar zij maken uiteindelijk niet het vreemdelingenbeleid. Dat ze dat zo lang hebben kunnen doen, hing af van de inertie, willoosheid en onderlinge tegenkantingen van regeringspartijen en de onwil van de oppositie te dezen. Dat de rechterlijke macht zich niet kreukloos zal schikken, dat zij, net als in 1992, niet veel zal malen om de constitutioneel verankerde scheiding van de drie machten, is voorzienbaar, maar ook daar zal wettelijk een dam tegen zijn op te werpen. Lukt dat niet, dan is dat het einde der rechtsstaat, maar dat is dan niet aan de politiek alleen te wijten. Een voorziening waarbij alleen Ukraïners recht hebben op secundaire gezinshereniging en dat dat wettelijk regelbaar zou zijn in de Wet-Cohen, is een povere suggestie van de heer Rutte. De laatste tijd had deze premier gebrek aan standvastige raadadviseurs.