Verharding tussen Kamer en Demissionairen

Het is duidelijk, dat de huidige demissionaire bewindspersonen steeds vaker óf de Kamer geheel negeren bij het nemen van uiterst verstrekkende uitvoeringsmaatregelen – zoals het subsidiëren van de Ukraïnse oorlogsinspanningen tot zelfs honderdvijftig miljoen EU hangende het huidig gewapend conflict – óf de Kamer wel inlicht over hun opstellingen te Brussel, maar zonder daarbij de onderliggende ambtelijke voorbereidingsstukken te verschaffen.

En hierbij kunnen we denken aan de weigering van de stikstof-minister Christianne van der Wal om de Kamer nu eindelijk de ambtelijke berekeningen te sturen nopens de kosten, het opstartingstraject en de uitvoeringsfaseringen van de EU-Natuurherstelverordening, het zogeheten Impact Assessment dat diep ingrijpt op de landelijke agrarische grondpolitiek. De minister weigert. Ze wil meer tijd en ambtelijke toelichting op dat Assessment.

Voor zichzelf, om te bekijken of er niets in staat waar de regering wellicht toch last van gaat krijgen. Ik herinner eraan dat datzelfde ook het geval was toen de regering ineens met de Interimwet-Meststoffenuitstoot 1983 kwam, waarbij de Kamer maar niet begreep welk belang de regering daarbij precies op het oog had: ze zei toen, dat het ging om de veiligstelling van de marktpositie van derdelanden in de concurrerende vleessectoren. Maar later ging het toch om de ecologische integriteit van het agrarische areaal dat voor bebouwing met veldgewassen gebezigd werd. Wat iets heel anders is, ook voor de handhaving van de uitstootnormen.

De regering maakt er ook een sport van de flankerende beleidsmaatregelen die zonder wettelijke grondslag in voorschriften, gebaseerd op een wet in formele zin, die tussen 2020-2023 over Nederland zijn uitgestort samengevat en overzichtelijk in één document over te leggen. Ook al verzocht de Kamer er herhaaldelijk om, omdat de gedachte postvatte dat volkomen ten onrechte werd teruggevallen op de Wet Publieke Volksgezondheid in de redactie van 2020.

De ministers die dat aanging weigerden de documenten over te leggen aan de belanghebbende burgers, die een beroep deden op de Wet Openbaarheid Overheidshandelen (WOO) en namen dan maar voor lief wekelijks dwangsommen te betalen, waartoe de rechter op basis van de WOO en de Algemene wet bestuursrecht had besloten voor iedere dag dat de overheid in gebreke bleef. De ministers betaalden uiteraard uit ’s Rijks schatkist. En in hun demissionaire perioden lieten ze dat zo. U en ik betalen dat dus, die gebrekkigheid.

Dat alles, die weigerachtigheid zonder toereikende onderbouwing, die vertraging zonder motivering, dat weglakken van beleidsdecisieve passus wordt steeds ernstiger en omvangrijker. Denk ook aan het aandeel dat Nederland heeft in de deelneming in het conflict tussen Hamas enerzijds en Israël anderzijds. We weten nog steeds niet waaruit het bestaat, hoe groot dat het is, of Nederland actief faciliteert bij leveranties of deze door NAVO-partners laat doen.

Als de Kamer niet ontbonden wordt, wordt dat alles steeds erger. Daarom: kan de Kamer niet besluiten, niet langer deel te nemen aan het “gemeen overleg” dat de Grondwet voorschrijft bij de totstandkoming van ieder wetsbesluit dat hangend is of als generieke regeling aangemeld is? Zonder dat overleg is geen wetsbesluit verbindend. Geen zwaardmacht kan voor de handhaving ervan ingezet worden. Niet rechtmatig. Maar wellicht heeft een demissionaire minister van Justitie ook daar maling aan. Nieuw staatsrecht zou dat zeker zijn.