Waarom een nationale cassatierechter?

Willem I kreeg een Vereenigd Koninkrijk opgesolferd van Londen in 1815, te beheren onder supervisie van Whitehall. Het was voorlopig duidelijk dat Frankrijk een militaire agressor zou blijven, die de partituur van het concert van Europa, samen te stellen op het multilaterale diplomatiek congres van Wenen op ieder willekeurig moment naar believen zou kunnen verscheuren. Daarom was een sterke noordelijke bufferstaat nodig met een flink mobiel veldleger en een behoorlijke oorlogsvloot. Ideetje van Castlereagh. Die zag de Lage Landen als ontwikkelingsbied voor Whitehall. Hij voegde daarom de zuidelijke Nederlanden bijeen met de noordelijke en voegde het groothertogdom Luxemburg daaraan toe, omdat het in de stad van die naam een forse citadel had. Die kon flink uitgebouwd worden en gegarnizoeneerd. Eventueel met behulp van Pruisen dat destijds voor Londen nog geen bedreiging vormde.

Willem I wilde van deze staat eigenlijk een theocratie maken. Een protestantse. De Hervormde kerk zou staatskerk moeten worden met de koning als opperbeheerder. Daarom wilde Willem Rijnland-Westfalen erbij hebben in plaats van het katholieke laag-Bourgondië. Willem had gezien dat de Anglicaanse theocratie met de koning als opperhoofd en zelfs defender of the faith goed werkte als ideologische samenbindende factor in Groot-Brittannië dat, overigens, binnenslands maar last blééf houden met de katholieke Ieren. Castlereagh trok zich van deze verlangens van Willem niet veel aan. Wenen wilde de zuidelijke Nederlanden nu eenmaal graag inruilen voor Zuid-Tirol en Noord-Italië als wingewesten. Dus moest Willem de Belgen er maar voor lief bij nemen. Die waren inmiddels het Napoleontisch recht toegedaan. Althans de liberale elite. De Franskiljons. De Belgische bisschoppen gingen daarin gedeeltelijk mee. In ieder geval zagen zij uiteraard een protestantse vorst met pretenties als geloofsbewaker niet zitten.

De zuidelijke rechters, tot in Den Bosch toe, bleven dus het rechtswezen Napoleontisch toepassen, ook als het regelingen bij Koninklijk Besluit geslagen betrof. Namen, Luik, maar ook Antwerpen en Gent bleven de Franse wetgeving en de onderliggende gedachten toepassen in hun jurisprudentie, ook bij onderwerpen waaraan Napoleon nooit was toegekomen. De Grote Rivieren bleken in dit opzicht een scheidingslijn te zijn. Met gevolg een niet te rechtvaardigen differentiatie in strafrechtelijke en administratiefrechtelijke kwesties. Niet zozeer in burgerrechtelijke kwesties zoals de contractsuitleg, de schadeplichtigheid bij onrechtmatige daad of het erfrecht. Minister van Justitie Van Maanen had bij Willem meermalen aangedrongen op de invoering van een overkoepelende rechtseenheidsrechter, die dit soort differentiaties zou wegmasseren door beslissingen te vernietigen als de lagere rechter overduidelijk had doen blijken van een Napoleontische wetsuitleg of toepassing van koninklijke besluiten van algemene regelgevende strekking. Dan had die rechter gewaagd van een verkeerde rechtsopvatting en daarin moest hij dan gecorrigeerd worden. Zinvol, want na 1825 bleken de zuidelijke rechters met hun afwijkende interpretaties nogal op scheut te gaan.

In 1830 scheurden de Belgen zich los van noordelijk Nederland. Ze vestigden een klassiek-liberaal, op Frankrijk gericht rechtssysteem. Recht voor weinigen, en dan alleen nog maar in het Frans gesteld of gewezen. Inmiddels was er een wetsvoordracht gedaan tot aanvulling van de rechterlijke organisatie in het koninkrijk met een Hoge Raad. Die voor die nationale rechtseenheid zorg zou dragen. Willem legde zich bij de scheuring niet neer. Hij trok dus de wetsvoordracht niet in. In 1839 had Londen er genoeg van. Het zette Willem het mes op de keel. De scheuring aanvaarden of gewapende interventie afwachten van Londen en Parijs. Willem koos eieren voor zijn geld. Hij herdefinieerde het constitutionele stelsel in dier voege. En dat had een vloedgolf aan aanpassingswetgeving tot gevolg. De arrondissementen moesten worden aangepast en ook de rechtsgebieden van de hoven, de appelrechters.

De Hoge Raad werd gezien, min of meer en passsant, als de top van die rechterlijke piramide, hoezeer er ook toen al twijfel was of die Raad eigenlijk nog wel nodig was, want bij de noordelijke provinciale hoven was er nooit echt gebleken van onderlinge grondige disharmonieën betreffende rechtsbegrippen, wetshiërarchie of competentievraagstukken. En bovendien werden de provinciale hoven nu tot vijf gereduceerd. De eerdere wetsvoordracht werd echter niet ingetrokken in de mêlee van gebeurtenissen en juridische chaos die op de opgelegde wapenstrekking vanwege Londen volgde. Want daarbij was Willem eigenlijk niet geraadpleegd. En tot een vredesregeling kwam het niet. Men vergenoegde zich een bestandslijn in het zuiden te verheffen tot een Europese verdragsregeling. Toen het stof was neergedaald was er die Hoge Raad opeens.

En omdat hij er was, werd hij bemenst en kreeg hij ook wat te doen. Dat is altijd zo bij collegiën van staat. Hun personeel zorgt wel dat ze bezig blijven, ook al is het nut ervan hogelijk betwistbaar. Zeker tegenwoordig, nu in belangrijke vraagstukken hogere internationale rechters toegankelijk blijken die grensoverschrijdend uniformerend kunnen werken. Het aantal ressorten en hoven is gereduceerd tot vier. Die zouden best samen een Rechtseenheidskamer kunnen vormen op ad hoc-basis als een juridische kwestie prangend en herhalend blijkt. Het verzet aan het Tournooiveld/Korte Voorhout, waar de Hoge Raad zetelt zou enorm zijn. Uiteraard. Want daar gáán een aantal lucratieve banen met aardige secundaire emolumenten. Er is altijd wel een verhaal bij dat dat toch echt niet gaat in het belang van de rechtsstaat.