De gang naar zulk een arbitrage zal over moeilijke wegen lopen. Op dit moment ziet het er naar uit dat de Federatie de Ukraïne zal kunnen bezetten na zware artilleriebombardementen op zijn grotere steden. De bevolking zal zich in een ondergronds verzet storten. Een langdurige en bloedige guerrilla zal het gevolg zijn. De verzetshaarden zullen steeds verplaatst worden. De wederzijdse oorlogsmisdrijven zullen systematischer worden in wijd verspreide patronen. Uiteindelijk zal Putin zich dat niet kunnen permitteren: zijn achterban zal voortzetting ervan niet tolereren, maar evenmin accepteren dat buiten haar om door de regering tactische nucleaire wapens worden ingezet. Een staatsgreep zal succesvol zijn, al hoef Putin daarom niet meteen extern onttroond te worden.
Aangezien, we hebben het hier over een verloop van maanden, beide strijdende partijen murw worden, zijn dan arbitreringsovereenkomsten binnen het kader van een wapenstilstand mogelijk. Mits die stilstand de inschakeling van het Rode Kruis op het strijdtoneel binnen zijn mandaat mogelijk maakt, met ondersteuning van de Verenigde Naties. De aan te bieden arbitrage-raamovereenkomst moet dan meteen duidelijk maken dat het gaat om de inzet van het hof dat Nicolaas II op het oog had, met zijn rechtspersoonlijkheid en reeds voorziene ballotagerechten nopens de voor te dragen arbiters. En het reeds in 1907 voorziene summiere procesrecht. Die overeenkomst zal dan verschillende uitvoeringsarrrangementen vooronderstellen, waarbij onder meer de internationale militaire status van de Ukraïne die door de arbiters zal kunnen worden vastgesteld onderwerp van gedetailleerde bespreking zou moeten zijn.
Die komt neer op territoriale neutraliteit, die door derde mogendheden zou moeten worden gegarandeerd aan de strijdende partijen. Die op hun beurt ook weer verdragsmatig gedefinieerd moeten worden in volkerenrechtelijke termen. Want, om maar eens iets te noemen, de staatsgreep ten laste van Putin zal de staatsvorm van de Federatie niet onveranderd hebben gelaten. Het hof zal, het is Nicolaas’ schepping, zetelen te Den Haag in het Vredespaleis. Het zal de immuniteit van die gebouwelijkheid genieten. En de onschendbaarheid van de persoon die diens rechterlijke ambtenaren toekomt. Wat de logistiek betreft zal het hof terug kunnen vallen op de arrangementen die het Internationaal Hof van Justitie met Nederland en de gemeente Den Haag heeft gesloten. Steeds bijwege van analogie. Wat betreft de forensische expertisediensten die het gastland beschikbaar zal stellen kunnen de arrangements dienaangaande die Nederland sloot met het Permanente Strafhof per analogiam toepasselijk verklaard worden, mutatis mutandis, zoals de geijkte term luidt. Dat impliceert de distantieve neutraliteit die het gastland betaamt en altijd in acht had moeten nemen. Daar zit een probleem, want dat heeft het kabinet Rutte IV tot op heden beslist niet gedaan. Het heeft het vertrouwen in dat opzicht dat de Federatie zou moeten kunnen hebben al aardig ondermijnd in dat opzicht. Zie hierboven.
Het hof is geen strafhof, het beoogt dat ook niet te worden, al zal de waarheidsvinding die het onvermijdelijk zal moeten doen plegen op locatie beide partijen bepaald hinderen. De resultaten zullen in hoge mate schadelijk blijken – vermoedelijk voor beider reputatie. Dat zal Nederland, wier diensten daarbij gebruikt worden, in hoge mate in moeilijkheden kunnen brengen. Het zal de beginselen ener behoorlijke procesorde, zoals deze ten grondslag liggen aan artikel 6 van het Europese Mensenrechtenverdrag en zoals deze gestalte en waarborgend karakter hebben gekregen in de jurisprudentie dienaangaande nauwkeurig in acht moeten nemen, nauwkeuriger dan het zelf heeft willen doen in het nog steeds aanhangige MH-17-proces in Nederland, dat in dit opzicht de toets van de kritiek echt niet zal kunnen doorstaan voor wat betreft de rechtmatgheid van de bewijsgaring.
Dat zal embarrassant blijken, omdat dat onderzoeksthema in dat proces ook mede onderdeel zal zijn van het feitelijk onderzoeksthema van Nicolaas’ arbitragehof. Zoals het dat evenzeer is van de totale situatie die Japan heeft aangebracht bij het Permanente Strafhof in zijn samengestelde aangifte van maart jongstleden. Ter aangifte van de strafbare feiten bedoeld in artikel 5 van het Statuut van dat Strafhof. En niet alleen ten aanzien van die, welke toegerekend worden aan Putins aansprakelijkheidskring als bevelsbevoegde militaire meerdere. Japan deed zulks als lid van de ICC-familie. Het viel terug op het Statuut van het Strafhof en trachtte niet de daderschappen, waarop het doelde, te individualiseren. Dat liet het over, wijselijk, aan Karim Khan, de Aanklager bij dat Strafhof.