Academisch linksisme

Het vak strafrecht kwam in deze periode steeds meer onder politiek vuur te liggen. Het was een rechtssegment dat sterk bekritiseerd werd: het hoorde eigenlijk niet te bestaan. De mensheid was in wezen goed. Ze deugde gewoon. Maar door een kleine elite werden de arbeidende massa’s – die term was ingeburgerd en behoefte geen nadere toelichting – instrumenteel onder controle gehouden en weggehouden van de uiteindelijke totale emancipatie waaraan deze menigte toe was. Die elite bestond uit de bourgeois, de welgezeten burgerij. Deze achtte zich bedreigd in haar privileges. Die misbruikte het publieke geweldsmonopolie om deze massa eronder te houden via geheimzinnige uiterst listig gebezigde aansturingsmechanismen waaronder vooral de repressieve tolerantie de euvelste was.

Wat was dat voor verdraagzaamheid? Dat was bijna niet te definiëren, zo listig was deze onderdrukkingsmethode waarmede de gangbare structuren in stand werd gehouden tegen de oprukkende meerderheidsopvattingen in. De bourgeoisie, de volgevreten kleinburgers, suggereerde het arbeidzame klootjesvolk dat het ook deel kon hebben aan de voorrechten van deze burgerij, deerlijk verschanst in hun welvaartszônes. Hen, die arbeiders dus, die werkende massa’s, werden worsten voorgehouden die in hun hongerende gezichten sloegen. Ze kregen de mogelijkheid om met vakantie te gaan naar zonnige oorden, een autootje aan te schaffen en een middelbare opleiding af te ronden. De arbeider, goed van vertrouwen, trapte daarin. Hij pakte de dienovereenkomstige loonsverhoging en werkte zich te pletter aan de lopende band, zodat hij dat autootje, de wegenbelasting en de benzine kon betalen.

Opdat hij een week in een dure caravan  in de brandende zon zou kunnen zitten aan het Blauwe Meer bij het Belgische stadje Mol. Daar vrat de arbeider zich tijdelijk ongans aan frieten met stoofvlees. Hij werd vadsig en zijn rug kromde zich alvast, om nog meer stoofvlees te kunnen bestellen, naar de knoet van de burgerij in hun villa’s. Terug op hun honken waren de arbeiders bereid zich nog meer werkfrustraties te laten welgevallen, bedacht door deze geheimzinnige bourgeois. Gelukkigerwijze waren er nu weldenkende intellectuelen, voortgekomen uit deze massa’s die deze vicieuze gang hadden in kaart gebracht en de doelstelling ervan gedetermineerd. Deze intelligentia wist nu een revolutionaire gang uit te stippelen op weg naar de dageraad der volksbevrijding.

Deze liep via het abolitionisme. Het afschaffen van de automatische conditioneringsmechanismen tot renteslavernij die de burgerij had bedacht in haar vileine maatschappij bevestigende repressieve systemen. Een daarvan was, dat mocht toch duidelijk zijn, het positieve strafrecht. Door de zittende regenten bedacht en uitgebouwd. Het strafrecht articuleerde bij iedere negatieve sanctionering de sociale gelaagdheid van de westerse samenleving. Het bevestigde die. Het bouwde die uit. Door uit de onderklassen de meest gedeprivilegiëerden – die term kwam steeds terug in het contrapuntisch ondermotief van de linksistische symfonie – te isoleren als zondebok voor het al te aperte feilen van deze samenleving. Deze bok moest blijvend opgejaagd, gebrandmerkt en geketend worden.

Het strafrecht dééd dat. Daar was het voor bestemd. Deze bokken leidden de aandacht van de arbeidersmassa’s geducht af van hun werkelijke probleem: de onderdrukkende schijnbare verdraagzaamheid van genoemde plutocratische en partiale burgers. Daarom moest dat strafrecht geheel afgeschaft worden als basisvoorwaarde voor een nieuwe stralende maatschappij. Want het ging niet uit van de positieve vaardigheden van de emancipatoire mens die zich rustig op eigen kracht aan het ontvoogden was van mythes als godsdienst, religie, racisme en chauvinisme en ten  hemel schreiend nationalisme. Het was noodzakelijk veel Duits te bezigen bij deze analyse, ontleend aan het jargon van de Frankfürterschüle – waarvan excerpten te verkrijgen waren bij het dictatenmagazijn — te wapperen met het Rode Boekje van een zekere Mao en vooral veel te schreeuwen in een lapidair Engels zoals oll power toe de piepel en wie sjell overkoom. Liefst staccato en liefst in de aula als daar in de zwarte jurken gehulde hampelaars uit de vorige eeuw op het podium probeerden te klimmen. Rood Front deelde eieren uit. Het had niet aan rotte kunnen komen. Dat was wel jammer. Maar Appie Hein had ze niet in de schappen.