Accipe vestem VII

Het is natuurlijk fijn dat je weer in je eigen vertrouwde omgeving terug bent om te herstellen van zo’n zware ingreep. De perspectieven leken gunstig en op de tiende december besloot men in Antoniushove dat ik maar ruim baan moest maken, ook al waren er duidelijk nog zwakke momenten bij mijn lichamelijke gesteldheid te constateren. Dat kwam de verpleegkundige die daarvoor kennelijk de coördinatie deed geregeld aanzeggen, duidelijk aangevend dat tegenspraak niet mogelijk was.

Er waren gronden om het ontslagmoment te vervroegen van de twaalfde naar de tiende, ook al had de patiënt te zeuren over wissewasjes. Dat stond in zijn schema en zo was het dus. En ik ging dus om klokslag twaalf uur, gelukkig gesecondeerd door een persoon die én de inrichting van mijn merkwaardig huis met al zijn trappen én de plaatsing van de huishoudelijke gerieven, waaronder lakens en schoonmaakmiddelen, kende. We deden ook gezamenlijk boodschappen, aan de hand van een uitbreide dieetlijst, en samen torsten we deze naar mijn hol.

Want ik zou nog in geen weken mogen tillen, bukken, abrupt mogen bewegen, hurken of onverhoeds opstaan. Want dan zouden de verpleegkundige hulpmiddelen die ik zou moeten bezigen kunnen loslaten van de buikwanden. Ik bleef dus primair verweesd achter in mijn grote lederen oor fauteuil, vastbesloten om niets te doen wat dergelijke euvelen zou kunnen veroorzaken. In de avond bleken toch lekkages. Ik belde de wijkverpleegkundige dienst die het ziekenhuis voor mij had uitgezocht, maar daar bleek ik niet “in het schema te staan”. Dat is desastreus, want ik moest toen allerlei diensten bellen die over die schemata gingen. En die gaven niet thuis of waren niet bereid mij te verbinden met de dienst die wel afspraken had gemaakt met sint Antoniushove. Zo moet het gaan. Het hoort tot het heilsplan.

Pas tegen middernacht was het ziekenhuis Westeinde bereid een verpleegkundige van de nooddienst te sturen, maar die bracht weer verkeerd materiaal mee dat niet aansloot bij het reeds geleverde door de centrale grossier. Die had wel een telefoonbeantwoorder aanstaan bij klantenservice, maar daarop kon men alleen maar boodschappen inspreken waarop pas de andere werkdag zou worden gereageerd. Later, veel later, op de 11e kwam daarna een competente wondverpleegkundige eens kijken wat er aan het handje was.

Ik bleek een platte ringplaat te hebben aangelegd gekregen bij de uitgangswond en dat moest een bolle zijn die voorlopig niet voorhanden was. Die plaat sloot niet aan bij de aan te leggen zakken, zoveel was zeker, omdat het railmechanisme ervan anders was dan dat van die zakken. Dit begrijpt u niet. En ik evenmin.  Er was ook geen gedetailleerd thuiszorgtraject uitgezet door een administratieve misslag. Wie daarvoor verwijt trof dat was niet aanstonds duidelijk.

Ik besloot mij, lekkend en wel, daar vooral niet tegen aan te bemoeien. De 12e werd de bolle ringplaat afgeleverd in gezelschap van een groot aantal dozen waarin ook weer allerlei onbegrijpelijke flesjes, poederzakken, spuitbussen en plasticfolies waren opgestapeld die vaardig maar zwijgend werden uitgepakt en gebezigd door de wijkverpleegkundige van dienst. Inmiddels kreeg ik ademnood en werd ik steeds hoesteriger.

Dat kwam door de dubbelzijdige buikvliesontsteking die zich in rap tempo aan het ontwikkelen was, maar dat wist ik nog niet. Op de 15e kwam die vriendin met haar kinderen het kerststalletje opzetten, mét de bijbehorende dennenboompjes, kersttakken en verlichtingsutensiliën en daar had ik wel duidelijkheden bij die ik omlicht door flakkerende kaarsjes met holle stem kon slijten aan deze bezoekertjes. Dat gaf houvast. Niet veel. Maar toch. Ik had nog een lange weg te gaan. Dat realiseerde ik mij ter dege.