Accreditatiebescheiden

Er waren vele onrustbarende berichten in omloop over wat de bezetters van plan waren. De senaatskamer en de portrettenzaal zouden gekraakt worden, de bibliotheek zou afgesloten worden, de kantine zou gebezigd worden als centraal oppercommando met gelijktijdige onklaar making van de telefooncentrale die steeds bij inkomend verkeer berichtte dat men sprak met de volkscommissarissen van de Karl Marxuniversiteit. Dat was al op de televisie en verschillende radiozenders te horen geweest. De bezetters hadden een manifest uitgegeven, waarop ze eisen hadden geformuleerd die het bestuur van de voormalige hogeschool zou moeten inwilligen.

Dat bestuur zou daarover een standpunt moeten kenbaar maken. En dat zou Cees dus moeten wezen, dacht iedereen. Die wilde weleens weten wat die eisen waren. Hij vervoegde zich dus in de voormalige ruimte van de hooglerarenkamer waar deze academische gezagsdragers koffie plachten te nuttigen en sigaren te roken in hun pauzes. Er was nog geen mensa. In die kamer trof Cees een aantal lieden die in het onvermijdelijke spijkergoed, ribfluweel, en katoenhemden waren gehuld, overigens vaak wel met de stropdas die mannen geacht werden te dragen, meest van badstof. Cees was erop uit dat vooral geen verdere vernielingen werden aangericht. En dat de bezetting per ommegaande zou eindigen.

Hij vroeg dus verder niet naar rang, stand of geloofsbrieven en ook niet naar de samenstelling van de bezetters zelf. Dat zou ook moeilijk zijn geweest. Er was een soort spontane groepering op de been. Waarbij schreeuwerds met megafoons de leiding hadden.  Al power toe de piepel! Dat ging erin. Als koek. En verder: studieloon voor iedereen, mooi weer voor bijstandsmoeders, blond haar en blauwe ogen voor stemgerechtigden en De Faam – de Bredase Snoepfabriek – Lesbies. Om te beginnen. Dat spreekt. Het proletariaat zou dit nader konkreeties benaderen. Via volkswerkgroepen. Via een tijdelijke fase van dictatuur. Via een nationale machtigingswet. Aan te nemen op het eerste volkscongres van misdeelden.

Want tussen de bezetters en de in de proffenkamer verzamelde activisten heerste een onoverbrugbare kloof, want de eersten waren uit op spanning, sensatie en bloedeloze rellen, uitstel van de curricula en bevordering van nachtelijk avontuur en de tweeden hadden ieder afzonderlijk hoogst individuele opvattingen van de wijze waarop de burgermaatschappij zou moeten worden geslecht en wie vervolgens de macht zou krijgen. Maar wel leidden zij, handig als ze waren en goochem om van iedere zwakte van hun wederpartijders van burgerlijken huize voordeel te trekken, af uit het feit dat Cees om een gezamenlijke afwikkelingsstrategie smeekte dat Cees zich niet erg zeker voelde en bepaald niet stond te springen om de openbare burgerlijke macht te hulp te roepen ter eventuele ontruiming.

Cees was ook nog bezwaard door het feit dat de onroerende goederen toebehoorden aan een Stichting. Niet aan het Rijk en niet aan de gemeente. Wanneer de bezetters niet opdonderden, wie was dan bevoegd om ontruiming te vragen en aan wie dan precies? Was dat een zaak voor de Tilburgse gemeentepolitie? Onder het gezag van de burgemeester of van de Bossche Procureur-Generaal? Konden de bezetters en bloc opgehouden worden voor verhoor?  Was er in hun geval, als ze student waren, sprake van lokaalvredebreuk?

Waren studenten na inschrijving niet per definitie gerechtigd om op de campus te verblijven? Wie mocht beslissen of sprake was van genoemde breuk? Was dat de rector of was dat het curatorium? En hoe moest dat dan gecommuniceerd worden? Cees besloot op een gegeven moment dat hij daarvoor zou moeten gaan rondlopen met een megafoon om namens het curatorium te bevelen dat men terreinen, gebouwen, paden en ruimten moest ontruimen en dat de voorzitter sluiting van de inrichtingen had gelast. Wie niet maakte dat hij wegkwam, was strafbaar, galmde Cees nauwelijks verstaanbaar in de enorme gangen van beton en zou het weten.

De echte activisten wisten dus wat hen te doen stond. Ze hadden niets verstaan, niets gehoord zelfs en golden dus als slachtvee bij het minste klapje dat de politie uitdeelde. Ze werden, zo deelden ze de verslaggevers mede, bloedend de panden uitgeramd. Als dat geen machtsmisbruik was, dan wisten ze het niet meer. En uitvoerig mochten ze dat toelichten bij de Nederlandse Televisie Stichting. En dat deden ze, in uiterst keurig Nederlands en reppend van onaanvaardbaarheden die tot op dan toe nog niet zo waren opgevallen. Academische graden voor iedereen na herstructuring van het wetenschappelijk onderwijs door commissarissen met voeling voor de massa. Doctoraten bij volksreferenda.