Aorige jung

Wij werden op den duur tóch een stel. Het ging niet makkelijk. De schone jonkvrouwe liet lang om zich werven terwijl ik de belegerde veste niet krachtdadig bestormde. Maar de poort week op den duur toch. Ik kwam nu regelmatig bij haar thuis. Haar moeder was recentelijk overleden aan een hartstilstand tijdens de voor de nachtrust bestemde uren. Dat was gespreksthema nummer één. Verder was de verloving van deze Strijpse kort tevoren plots verbroken door de wederpartij zonder genoegzame opgave van reden. Dat was thema nummer twee. Daarbij kwam in het algemeen het gegeven dat kerels niet deugden. Dat was thema nummer drie. En er was het gegeven dat de zuster van de vriendin inzat over de kwaliteit van haar relatie. Dat was een vierde thema, dat overigens, nauw samenhing, natuurlijkerwijze, met thema drie.

Er waren aan deze themata diverse subcategorieën verbonden zoals de kwestie of wij samen met vakantie zouden kunnen gaan op den duur. Dat hing innig samen met de themata twee en drie, zoals ook voor de hand lag. Er was dus gespreksstof genoeg. Gelukkigerwijze, want zelf bracht ik opmerkelijk weinig op de agenda, dat moet ik ook wel erkennen. Nodig was dat niet. Er waren aan de hand van genoemde brandende vraagstukken voldoende aspecten grondig uit te diepen aan de grote zware eikenhouten tafel in de voorkamer met de bijpassende stoelen vol knoppen op de rugleuningen, inderdaad van Oirschots Eiken. Ik was dus in zekere zin in zoverre op de juiste koers.

Uiteraard was thema één geen discussiepunt waaraan ik enige bijdrage kon leveren. Deze moeder had ik immers niet gekend, naar mijn weten. Wel leed mijn moeder aan terminale kanker, doch verheldering bood zulks niet genoegzaam  aangezien – en dat werd mij duidelijk uitgelegd – een hartaanval geheel iets anders was. Deze vriendin ervoer ik als semi-medica, want zo’n apothekersassistente krijgt een grondige opleiding betreffende de werking van de verschillende lichaamsorganen, dat kan ik u verzekeren. Dat bracht haar vader die tegen halftien placht thuis te komen na avonddiensten mij ook uitvoerig onder de aandacht: het waren, zo gaf hij mij nadrukkelijk te kennen, zware studies. Dat vond ik ook en óók dat de rechtenstudie geen echte wetenschap oplevert. Dat vind ik nog. Het is een litteratuurkunde, een verbaal kunstje dat vaak niet meer oplevert dan letterzifterij en woordenspel, zulks om politieke of maatschappelijke vooroordelen te camoufleren. Dat zei die vader niet. Dat vond ik toen zelf. Die vader vond het juist een geweldige academische studie waarmee je het ver kon brengen. Dat was ook zo, maar waarom dat dat zo was, dat begreep ik destijds al niet en nu kan ik dat zelfs niet meer rechtvaardigen. Een laat inzicht.

Maar ik was griffier en dat vond die vader prachtig. Hij had zelf graag onderofficier bij de politie willen worden. Hij was ook hulpagent en had soms het bijbehorende imponerende uniform aan. Dat stond hem manhaftig, vooral de enorme stralen schietende pet met het zilveren embleem voorzien van de wapenspreuk VIGILANT UT QUIESCUANT, zij bewaken opdat de burgers rust genieten. In het midden van de straalkrans een wetboek met rechtstandig schoutzwaard. Dat waren nog eens uniformen. Mijn toga was daartegenover maar een vale positiejurk. Deze vader stemde grondig met mijn aanwezigheid te zijnen huize in, maar die vriendin wist het allemaal nog niet zo best. Dat kwam stellig door de andere themata. Begrijpelijk was dat wel. Vooral als dat alles omstandig toegelicht werd door beide dochters. Die hadden daaromtrent volledig levensfeitelijke ervaring die zij mij graag ontplooiden. Ik had er, in de achterkamer gezeten op de zwaar gecapitonneerde huiskamerbank van het groene velours dat goed paste in dat interieur beslist niet van terug.

Meestal stond de televisie aan. Er waren veel guitige programma’s destijds, zoals Top-Pop en ook panels waaronder Babbelonië de favoriet was met de steeds hoffelijke en snaakse Jos Brink en Loes Haasdijk, een vrouw met een aanmerkelijke borstpartij en een brilmontuur met patrijspoortglazen. Daar hadden de collegae in Tilburg het aan de lunchtafel steeds over terwijl ze de hete kroketten naar binnenwerkten. Ze waren grondig links, dat wel, maar schuwden dit soort burgermansvermaak toch bepaald niet. Het feit dat deze Loes een flinke bos hout voor de deur had was ook daar uitvoerig aan de orde. En thans kon ik zelf waarnemen en ondervinden wat dat inhield.  Mediatechnisch dan, begrijpt u wel? Als resultante van een adequate aanwending van het beeldmateriaal via zwenkende cameravoering. Bij ons thuis kwamen dergelijke programma’s niet op de buis al had mijn vader daar geen bezwaar tegen. Maar mijn moeder vond het opvoedingsmatig minder gewenst.

Als mijn vader borsten wenste te zien, kon hij dat ‘s nachts op Duitsland III doen. WDR Drei. Daar schenen zelfs ontklede vrouwen te figureren. In de haak was dat niet. Maar er was nu eenmaal niets aan te doen, aldus mijn moeder verbeten.   Bij Top-Pop kwamen steevast de zusters Maywood met hun indringende, hoog in de radiotopparade staande, song Mother How Are You today? Dat schalde krachtig de kamer in, en bracht de gemoederen van de galerij danig in beweging. Dat lag uiteraard voor de hand, gelet op het deerlijke feit van het onverwachte décès van de vrouw des huizes. Het was, onder die omstandigheden, beslist een tranentrekker. De heer van datzelfde huis kon de waterlanders dan niet bedwingen, zeker niet na de nuttiging op vrijdagavond, van enige cognac. Ik zat erbij als een pas beroepen gereformeerde dominee op een supranationaal congres van spiritusdrinkers waarop de ultieme godsvraag zou moeten worden beslecht. Ik had een schraal pilsje bij de hand en kon aan die discussie alweer geen bijdrage van enige substantie leveren. Maar ik was op de goede weg. Dat vond mijn moeder. Die had overal verstand van. Waarvan zij niet gehoord had, kon niet bestaan. Ik zat er dus gemarginaliseerd bij op die bank. Ge zijt unne aorig jung vond mijn vriendin dan ook terecht. Woorden van die substantieve strekking bereikten mij later regelmatig. Mondiaal, eigenlijk.