Arthur Robinson, president van Trinidad en Tobago

Terstond nadat “Die Wende” naar omvang en strekking enige contouren had aangenomen greep Arthur Napoleon Robinson, president van Trinidad en Tobago het momentum. Hij verzocht in de General Assembly van 1989 om het ILC-initiatief van 1945 dat decennia zielloos had gesudderd in de catacomben van UN-Headquarters te revitaliseren. Dat verzoek liet hij opstellen door de door mij reeds genoemde Benjamin Ferencz, die destijds ook al poseerde als een van de hoofdaanklagers van het Internationale Militaire Tribunaal van Neurenberg uit 1945. Zie mijn Blogs van 16 en 17 april 2023. Ferencz was erom berucht dat hij, zoals velen, in het kleine wereldje van internationale strafrechtsspecialisten zich vele malen groter voordeed dan hij was en zich beriep op heldendaden van anderen als zijnde door hem bedreven althans geïnitieerd.

Arthur Napoleon Raymond Robinson

Ik zou ervaren dat dit een wijdverbreide gewoonte was in de PrepCom-omgeving als het ging om interveniënten of participanten die geen enkele ambtelijke verantwoordelijkheid hoefden te dragen jegens enige zendstaat. Het wemelde van dat soort gemankeerde helden en juridische genieën. Cheriff Bassiouni, de Egyptenaar, was de ergste. Hij had heel wat boeken doen schrijven door zijn wetenschappelijke staf onder zijn naam en had een fotoboek paraat van zichzelf in diverse academische togae, beladen met cappa’s wegens eredoctoraten, medailles, schouderlinten en passanten met vangkoorden. In de door hem gerunde en door de VN zwaar gesubsidieerde universitaire instelling te Syracuse zag men Bassiouni op menige fotografie en talloze schilderijen, steeds lichtend middelpunt van een opgetogen bent bewonderaars.

Het is een wijd verbreid euvel. Ferencz had Robinson volledig ingepakt. Veel moeite had dat niet gekost: Robinson zat politiek klem en had thuis een wapenfeit nodig. Ferencz was in het interbellum 1933-1940 als Hongaars vluchteling naar de USA gekomen en had zich het Amerikaanse strafprocesrecht als straatvechtende advocaat te New York volledig eigen gemaakt. Er ging niets boven dat adversarial system dat hij meende in de vingertoppen te hebben. Hij ried Robinson dan ook dat tweepartijenstelsel ten grondslag te leggen aan het revitaliseringsvoorstel. Veel moeite kostte ook dat niet. In 1797 was het eilandenrijk Trinidad en Tobago, gelegen in de Caraïbische Zee boven Venezuela, door de Koning van Spanje overgedragen aan Groot-Brittannië via de admiraal van een smaldeel in 1797, hetgeen bij de Vrede van Amiens in 1802 werd geratificeerd. Sedertdien was het rechtsstelsel volledig gericht op de common law. Des te sterker omdat het bedreigd werd door de continentale staten die hetzij Spaans, Frans of Portugees recht wilden introduceren bij iedere destabilisatie van de noordkusten van Zuid-Amerika. Trinidad en Tobago moesten het vooral van de transoceanische handelsvaart hebben. Ze dienden dus zich te richten naar de Britse marine-dominantie en naar de eisen van financieel Londen.

Robinson kwam daarom inderdaad zonder veel verdere omhaal met het voorstel het volledig Angelsaksische ILC-document als draft – dus: ontwerp – tot systematische grondslag te nemen voor beraadslagingen van een PrepCom. Het was op dat moment niet echt duidelijk wat de geopolitieke mondiale consequenties waren van de zich aankondigende totale implosie van Warschau-pakt als militaire defensie-alliantie en de Sowjet-Unie. Uiteraard was de triomf in Washington groot: het neoliberale kapitalistische systeem had gewonnen op alle fronten. De wereld zou zich nu volledig moeten richten op de USA. Dus moesten internationale tribunalen, hoven, scheidsgerichten en arbitragecolleges het Angelsaksisch processysteem accepteren mét de bijbehorende maatschappelijke ideologie. Wat die dan ook precies mocht zijn.

Want daarover waren de geesten nog niet recht vaardig. Washington was op zijn beurt best ook wel verbijsterd en kon het ook niet goed verbergen. Maar dat het nu de geschiedenis der mensheid richtinggevend ging bepalen, dat leed geen twijfel. Washington kreeg hierin onvoorwaardelijk bijval van grote academische namen van historiografen, sociologen en macro-economen, dat zat dus wel snor. Hun hautaine benaderingswijze, hun op niets gebaseerde mondiale superioriteit, hun ideologische kosmopolitisme dat bijna religieus aangeblazen werd door de Heilige Geest op Pinksterochtend is stuitend om te herlezen en re-digereren.

Iedere zelfkritiek was bij Het Westen afwezig. Wie het nu nóg niet begreep, was zielig. Hij ging aan het infuus. Want anders zou hij niet overleven. En Washington blééf menselijk en had het beste voor. De wereld was nu mono-polair, dat rekende het State Department zó voor je uit op de achterkant van een sigarettendoosje. Mij is dat vaak geworden. Want roken mocht toen nog in de lounge van headquarters en in het café. Zelfs sigaren. Ik kon alleen niet aan de corona’s van de Heeren van Ruysdael komen. Anders had Molly Warlow van dat State Department dat goedgunstig uitgetekend op de rugzijde van het geëtiketteerde kistje dat voor deze huisvlijt uitstekend geschikt was.