Deze man heb ik leren kennen in de Ad Hoc-prepcoms (de voorbereidende, niet beleidsdecisieve ambtelijke commissies) vanaf februari 1993-2000 die gehouden werden ter oprichting van het Internationale Permanente Strafhof met een quasi-universele rechtsmacht over oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de mensheid en agressie. Zie mijn Blogs hierboven dienaangaande. Het Hof zit nu bij ons hier aan de Van Alkemadelaan in de duinen. Mijn opdracht was om te bewerkstelligen dat het daar ook zou komen als delegatielid van de Nederlandse diplomatieke afvaardiging. Nederland wilde zich doen kennen als de staat met The Legal Capital of the World en zette voor mij financieel alle zeilen in dat opzicht bij. De VN promootte die idee krachtig onder aanvoering van haar Secretaris-Generaal Boutros Boutros Ghali die het vijftig jarig jubileum van deze supranationale rechtsstellende organisatie aldus luister wilde bij zetten: de VN had altijd zulk een Hof als principaal lichaam willen hebben, ter opvolging van het Internationaal Militair Tribunaal te Neurenberg.
Ferencz was destijds herkomstig geweest uit Roemenië en had de wijk moeten nemen naar de USA als joods vluchteling nadat Hitler in 1933 de Gleichschaltung van het Berlijnse Staatsapparaat erdoor had weten te jassen via een machtigingswet. Ferencz was een van de openbare aanklagers geweest in de nevenprocedures tegen de verschillende SS-Einsatzgruppen, waarvan hij verschillende commandanten of groepsleiders aan de galg had weten te brengen. Hij zat nu bij verschillende non-gouvernementele organisaties (Ngo’s) in de Prepcom-zaal als expert en deed zich geducht als zodanig gelden. Hij meende zich daartoe te moeten opwerpen als een van de hoofdaanklagers in de bodemprocedures tegen de regeringsleiders zoals Göring, Keitel, Von Ribbentrop, enfin, dat hele Duitse gespuis.
Hij spotte mij terstond in mijn driedelig krijtstreeppak en deed zich grondig voorlichten, onder meer bij Michaël Wladimiroff, een van de eerste spraakmakende advocaten in de zaak tegen de toch wat onbeduidende hulpagent Tádìc. Dat gaf Ferencz kennelijk aanleiding om zich vast te plakken aan mijn persoon als een kleefpleister, want die bijna tien jaar in New York, het Siciliaanse Syracusa – waar wetenschappelijke expertisegroepen zaten –Rome, Boedapest, Brussel en Parijs met de diplomatieke topconferenties over de eindtekst van het basisverdrag dat het Hof zou schragen verloor hij mij niet meer uit het oog. Uiteraard was hij niet te beroerd om zijn uitzonderlijke prestaties als aanklager destijds hoog op te hemelen. Maar dat soort windowdressing hoorde er geheel bij. Vooraanstaande internationale advocaten, aanklagers – waaronder Carla del Ponte — deden weinig minder en overdreven grotelijks. Alleen de eerste openbare aanklager, Goldstone, in 1992 verbonden aan het Joegoslavië-tribunaal dat net was gesticht en opgetuigd deed het rustiger, terughoudender en vooral niet docerend, omdat hij de USA-arrogantie bij de presentatie van de conceptteksten voor dat basisdocument zeer contraproductief placht te vinden.
Dat was aan Benjamin niet besteed. Uiteraard. Die beheerste het USA-procesrecht zoals opgepikt bij de Harvard Law School vermoedelijk uitmuntend bij iedere expertisegroep hinderlijk glashelder, daarmee de staten buiten het Angelsaksisch rechtsmassief grondig irriterend. Er kon een balie komen, in Den Haag, zo gaf Benjamin mij welwillend aan, maar dan moest die opgezet volgens de USA-regels. Er moest vooral een goed opgetuigde unit komen voor de Aanklager, maar uiteraard op basis van dezelfde randvoorwaarden. De bewijsvoering diende vooral te verlopen volgens de cross-examination, zoals te Neurenberg. Die gaf de beste resultaten voor waarheidsvinding, dat wist iedereen.
De andere staten, zeker, die hadden ook wel wat gebrekkige procestradities, maar die waren tot in het merg vermolmd, innerlijk tegenstrijdig en ontoereikend. Dat kon hij aantonen. En dat deed Benjamin ook meteen. Zonder verzoek, daarbij het ranselend slang bezigend dat hij geleerd had in de Wijk Hell’s Kitchen in de Lower East Side van Manhattan. De man vocht dus volledig op eigen terrein zoals veel brisante NGO-leiders, die steeds weer vergaten dat het Witte Huis niets naliet om de voortgang der onderhandelingen duchtig te frustreren. Dat maakte op de Aziaten dus een rare indruk, want Ferencz suggereerde toch ook dat hij namens de USA sprak. Hij was er steeds, overal, in de eerste rij en drong aan op onderscheidingen, invitaties en huldigingen. Die kreeg hij door tussenkomst van de Nederlandse delegatievoorzitter Ad Bos dan ook in ruime mate. Daarover kwamen dan de Aziaten wel bij mij klagen. Niet verhullend dat ze ook wel inzagen dat ik er niets aan zou kunnen veranderen, zei de Japanse Prof. Ik was zeker ook Prof? En daar mij werd zeker ook niet geluisterd? Hij wachtte hat antwoord niet eens af.