De Antiekmarkt als bijenkorf

De markt heeft veel weg van een bijenkorf. Mijn vader had diverse bijenkasten thuis in de stadstuin staan. Vlak bij drie enorme duivenhokken. Want het gezinshoofd ontwikkelde voortdurend nieuwe uitermate dure en omslachtige hobbies. Hij was niet geduldig en allerminst zorgvuldig. De duiven vlogen deswege niet de in het vooruitzicht gestelde Citroën bijelkaar, ook al was hij direct lid geworden van de duivenmelkersorganisatie K.O.P.  en de N.E.C.O . En al had hij zich aanstonds geabonneerd op het periodiek “Duifke Lacht” dat helemaal vanuit Leuven bij ons aan de Eindhovense Zeelsterstraat werd bezorgd.


En zo was het ook gegaan met de bijen. Die had hij willen verplegen en aansturen volgens de Aalster Bedrijfsmethode die op de Strabrechtse Heide zou leiden tot het bijeengaren van talloze potten heidehoning. Maar alleen al het feit dat de luidruchtig overvliegende duivenvluchten steeds het in- en uitzoemen van de nijvere werkbijen duchtig verstoorden en hun koers ontzekerden, belette de uitvoering van dat voornemen. Hij deed dus kortbesloten en onverwachts  duiven en bijen in één gulle beslissing over aan mijn incompetente beheer. Dat kostte een godsvermogen. Maar dat beknibbelde hij op moeders huishoudgeld. Moeder zag de bui vanuit het keukenraam al hangen. Maar was machteloos. De man was hoofd der echtvereniging.  Al kookte ze wel heel vies avondeten gedurende deze delgingsperioden.

Ik begon daarom de vaklitteratuur over deze vliesvleugelige insecten grondig dóór te nemen, want moeder werd hysterisch als de bijen gingen zwermen, waardoor de duiven als dolgedraaide Messerschmitts  aardwaarts doken, onderweg de net gereinigde drogende huiswas in de verre omstreken in de achtertuinen onherstelbaar bepoepend. Vandaar dat ik veel weet over bijen. Deze ontwikkelen gedurende hun korte levensloop diverse specialismen. Ze transformeren zich zelf per specialisatie om zo te zeggen ook naar instinct en planmatigheid. Dat komt tot uitdrukking in vlieg- en looppatronen in en buiten kast of korf. Haal je een raatraam uit de kast, dan zie je dat.


Deze analoge ontwikkeling neem je waar bij de markt, de bezoekers, kopers, experts en de verkopers en hun ondersteuners. De bij ontwikkelt zich van werkster tot verpleegster, tot verzamelaarster van stuifmeel, honingstoffen of nectar, en eindigt als grimme bewaakster van de korf of kast. De personeelsleden van de markt ondergaan een vergelijkbare loopbaan. Ze beginnen als sjouwer en stapelaar. En ze eindigen als oude vadsige mannen in klapstoeltjes die gemelijk zwijgend achter de kraam zitten en zelf geen moeite meer doen wat dan ook aan te prijzen of de koopwaar ten minste te duiden, ook als een koper dat kennelijk behoeft. Daarvoor is dan een wat wezenloze loze kwant nodig, die zich van kraam tot kraam spoedt, om te vertellen dat iets een pastorie-tabernakel of een rococo-stoel is met een onderstel van gewreven notenhout dat opnieuw gelakt moet worden, maar toch afkomstig is uit het atelier van Mutters of Verberne, u wéét wel.


De vadsige achter de toonbank ontbiedt hem met één vingerknip. Deze terstond ontbiedbare persoon deelt in de winst, maar moet ook later langdurig zorgvuldig weer inpakken, een heidens karwei. Hij weet echter dat hij op den duur óók een vadsigaard kan worden, mits de werkers maar in- en uit blijven zoemen. Soms kan dat in de gevaarzone komen, bij spint of meeldauw dan wel andere eigenaardige schimmelziektes zoals Covid. Dan vallen echter, net als bij de bijen, de darren het eerste om. In dit geval dus de vadsigaards die vroeger nuttig waren maar nu niet meer. Toch zijn ze nodig in het heilsplan, net als de moordende sluipwesp of de dengue-muskiet. Waarom dat zo is, wordt zelfs niet allengs duidelijk. Het lijkt erop dat ze slechts ongerief en leed veroorzaken. Maar dusdoende brengen ze toch de voleinding der tijden nader. En dat is de bedoeling van alles, al weet geen mens waarom.