Een van de weinige grondrechten die de Europese unie de burger borgen wil is dat vrije circulatierecht dat de hoeksteen heet van de supranationale rechtsorde die deze vrijhandelsassociatie in het leven riep. Daarom baart het zulk een verwondering dat Berlijn dat recht zo makkelijk terzijde schoof alsof het geen deel (meer) uitmaakte van de Duitse rechtsorde.
En zulks op geïmproviseerde wijze, omdat er een electorale aardverschuiving zat aan te komen naar wat het bestuursestablishment steeds weer hardnekkig extreemrechts bleef noemen. Zowel op het niveau van de Unie als op nationaal niveau. In Duitsland en in Nederland, waar men niet genoeg kon waarschuwen tegen Alice Weidel die steeds maar man en paard bleef noemen in het immigratiediscours.
De Oostenrijkse president Alexander van der Bellen liet weten verrast te zijn door de simplistische aanpak van Berlijn bij het uitschakelen van het vrije circulatierecht en vroeg zich af wat Berlijn ging doen als Wenen hetzelfde overwoog. Berlijn had al eerder lak aan Europa toen het te kennen gaf een nationaal investeringsfonds in het leven te roepen ter ondersteuning van de nijverheden die leden onder de energiecrisis ten gevolge van de oorlog in de Ukraïne. Berlijn maakte ineens tweehonderd miljard aan subsidies vrij voor deze nationale industrieën.
Dat dat nationale concurrentievervalsing was, strijdig met het Europese recht, wenste het niet nader te bespreken: zo dat al het geval was, kon daarop op nationaal niveau geen beroep gedaan worden bij de Duitse rechter want dat Europese recht tegen die vervalsing was nu eenmaal niet vervat in een Duitse wet. Het Europese recht is in Duitsland niet rechtstreeks werkend, niet als waarborgnorm en niet als instructienorm.
Dat is pas zo als dat recht woordelijk en specieus is omgezet in een Duitse Bondswet. Dat verlangt het legaliteitsbeginsel dat heel precies gedefinieerd is in de Duitse Grondwet en dat ook weinig flexibiliteit erkent bij de uitwerking van verbodsnormen in uitvoeringsregelingen. Er moet een woordelijke transformatie bij wetsbesluit zijn, tevoren. En dat is niet heel vaak het geval. Duitsland kent dan ook niet een artikel in de grondwet dat buitenlands recht direct verbindend verklaart in blanco, zoals bij ons artikel 94 van de Grondwet doet. Ik ging op dat artikel al vele malen in. Zie nader https://gerardstrijards.nl/zelfwerkende-bepalingen-van-artikel-94-grondwet/ en de in die Blog opgegeven site-referenties. Omdat de Nederlands rechter er sedert 1955 een draai aan gaf die door de wetgever nooit beoogd was. Bij ons zal iedereen die in Nederland verblijft, illegaal of niet, een beroep kunnen doen op het Europese vrije circulatierecht, of er nu tussentijdse grenscontroles zullen zijn aan binnen- of buitengrenzen of niet.
En daarom zal Faber er voorlopig niet echt veel mee opschieten als ze klakkeloos zou aanschuiven bij de Duitse noodmaatregelen betreffende het herstel van de binnengrenscontroles. Waar ze wel garen bij kan spinnen is bij een formeel wettelijk grondslag voor de in te stellen gezamenlijke grensbewakingsbrigades die ter gelegenheid van de wederrechtelijke toegangsverschaffing door illegalen gedetineerd worden ter fine van uitzetting of terugleiding. Reeds omdat artikel 5 van het Europese Verdrag betreffende de Mensenrechten vereist dat vrijheidsontneming steeds een wettelijke grondslag moet hebben binnen de lidstaat die tot die conservatoire maatregel overgaat.
Duitsland heeft niets aan het herstel van de binnengrenscontroles als het niet terstond illegalen wier wederrechtelijke toegangsverschaffing vastgesteld kan worden meteen kan detineren ter fine van terugleiding naar de eerstverantwoordelijke staat. En daarop schijnt Berlijn toch echt uit te zijn. Volgt Nederland daarin Berlijn niet, dan komt het voor het probleem te staan wat het moet doen met de illegalen wier wederrechtelijke toegangsverschaffing in Duitsland geschorst is.
Nadat ze zijn ingereisd vanuit Nederland, vaak met criminele doeleinden: de verdere distributie van cocaïne, verladen in Antwerpen op een vaartuig dat verder voorgezette Rijnvaart beoogt volgens het cognossement of ladingsmanifest tot aan Bazel. Via de Moerdijk waar overlading plaatsvond. Waarbij de illegaal vermoedelijk diensten bewees ter voldoening van de reisgelden verschuldigd aan de mensensmokkelaars. De illegaal is zelden schepeling van het Rijnvaartschip. Hij bewijst zijn diensten vanaf de oevers van deze rivier. Net als verderop bij de Donau en de waterwegen naar en op de Kaspische Zee. Ik geef maar een voorbeeld.