Stripe hoorde tot het immense rechtsgebied dat toegevallen was aan de graaf die als militair gouverneur namens de Pepiniden het machtsbereik van Pepijn van Herstal moest verzekeren over het ganse Maasdal vanaf Verdun tot aan de Grote Rijn. Zulks tijdens de langdurige Frankische Burgeroorlog. Pepiniden: de afstammelingen van Pepijn. Bastaarden, gewettigden, legitiemen. De aanstelling van deze graaf – dat is: een militaire troepencommandeur in het veld, het gaat dus altijd om een militaire rang – viel binnen de competentie van Arnulf van Metz. Arnulf gold als een koningszoon. Zijn geboorte lag rond het jaar 580. Zijn familie, die de koninklijke soevereiniteit uitoefende over het Rijn- en Maasland tot aan de monding van de rivier de Schelde, gold als christelijk. Dat betekende dat ze gedoopt waren en dat ze in ieder geval aannamen dat een heilsgeschiedenis in ontwikkeling was sedert de geboorte van een verlosser, zekere Christus van Nazareth. Deze familie was in opstand gekomen tegen het koningschap van de Frankische gezaghebbers over Austrasië en Bourgondië.
Ze wilden een nieuw christelijk rijk noordwaarts stichten met een grote barrièrelinie tegen de Germaanse en Teutoonse horden die kwamen aanrukken vanuit het Oosten. De Romeinse noordgrens was onderkomen, sedert er geen nieuwe grensbewakingstroepen meer waren aan komen marcheren in divisieverband om de bouwwerken aan die grens te bemannen, onderhouden en te ravitailleren. Het gerucht ging dat er geen Romeinse Keizer meer was. En zeker was in deze streken dat de Romeinen geen strategische reservetroepen meer legerden in deze streken om, bij acuut gevaar van invasies, de grensfortificaties te zekeren en expeditionaire brigades te laten uitwaaieren noordelijk en oostelijk van die uiterste noordgrens, die begon ter hoogte van een groot castellum bij de plaats die wij nu Katwijk-buiten noemen. De Brittenburg. Vanwaar een heirbaan had gelopen door de zandruggen binnen de mangrove-binnenzee die nu de Noordzee heet en destijds de Germaanse binnenzee, Mare Germania Interior.
Die baan liep naar de rotsige drempel waarop aan de overkant van die zee het nieuwe kasteel was gebouwd door de grensbewakingstroepen, thans New Castle geheten. Aan de Katwijkse opgang naar die heirbaan die steeds vaker blank bleef staan na vloed lag het kasteel voor de Britse troepen, later: De Brittenburg. De versterking voor de Britse soldaten, dat wil zeggen de huurtroepen bestemd voor Brittenland. Die Brittenburg is lang ná de middeleeuwen bij extreem laagwater zichtbaar gebleven, totdat na de beëindiging van de zogeheten kleine ijstijd het zeeniveau weer langzaam begon te stijgen, zoals na het jaar 8000 voor Christus steeds weer dat niveau nu eens stijgend, dan weer ebbend was gebleken, zulks met lange intervallen. Arnulf had bekwaam zijn expeditionaire troepen noordwaarts gezonden en gelegerd op hoogten die langdurig droog bleven in het overzompige in nevelen gehulde rijk der Taxandriërs. Die hoogten waren zeldzaam, strategisch belangrijk en konden op den duur bruikbaar zijn voor beurtvaartverkeer. Op den duur. Beurtvaartverkeer is alleen lonend als het regelmatig onderhouden kan worden met gezette tijden van vertrek, aankomst, stapeling en vervrachting. En aan die gezekerde periodiciteit schortte het in deze onrustige tijden. Daarvoor was een minimum aan publieke rechtshandhaving noodzakelijk. Via geregelde politionele troepen. Arnulf zette zo’n stelsel op. Der dagen zat – het was een zwaar bedrijf dat lichaam en ziel aantastte – ging Arnulf in een klooster. En stierf in een geur van heiligheid rond 640.
Die troepen volgden een schema volgens welk ze steeds weer de schansen en versterkingen op die hoogten aandeden, controleerden, onderhielden en bevoorraadden. Om dat te kunnen doen – het was kostbaar en leverde geen winst op – sloten de Pepiniden een defensie-alliantie met zekere Chlotarius van Neustrië, een vorst uit het oosten-rijk die óók moeite had met het op de been houden van iets wat op een publiek monopolie van rechtmatige geweldpleging zou kunnen lijken. Een privilege om koophandel met geweld te beschermen en door te drukken op eigen voorwaarden. Voor dat monopolie waren gezekerde wegen, watergangen en paden noodzakelijk. Die over droogvallende langgerekte zandruggen liepen, de stripen, die vast genoeg waren om uiteindelijk een soort begrinting, zanddek of paaltjesdek blijvend te dragen, óók nadat de herfststormen waren uitgewoed. De stripen waren daarom in het woeste en bijna onbewoonbare land strategisch van belang voor iedere volkshuishouding.
En dus ook die stripe bij de Gender, dat veel te sterk meanderende stroompje dat nooit bevlotbaar kon worden, maar toch helder drinkbaar water bleef aanvoeren ook als het uit de bedding werd gedwongen door ontij. Het blééf een onguur oord, rond die stripe. Waarom bleven mensen er dan toch hokken? Omdat ze nergens anders heen konden schrijft Plinius de Oudere. Waar zij zaten, wilde geen verstandig mens huizen. De stripenaren evenmin. Maar ze konden niet anders. Op de zandrugge noordwaarts van het langgerekte beekdal dat de Gender had gevormd door water over te laten buiten de bebedding, waar het màànden lang bleef staan, verzurend en verschalend, hadden de bewoners tenminste doorgaans de zekerheid van droge voeten als het niet te hard regende. Op de Strijper rugge was het niet goed toeven. Maar de helling was wel zo, dat de zandrug meestal droogviel. Zo beschrijft de geschiedschrijver die de samenvatting geeft van het belastingcohierboek uit de zestiende eeuw over deze streek de wording van het oorspronkelijk belastingstelsel, aanslag, heffing, inning en afdrachten na provisie van pachters en gaarders: de groote informacie.