Over Strijp is best veel gepubliceerd. Strijp is een voormalig gehucht of dorp bij Eindhoven, de stad van Kempenland. Het was de armelijkste randgemeente rondom deze stad. Het is nu stadsdeel van Eindhoven. Natuurlijk kwamen er boekjes uit rondom de diverse kerkgebouwen waaruit veel interessants is af te leiden over de geloofsgemeenschap die zich vormden rondom die gebouwen en gebouwtjes, waarbij men ook moet denken aan niet-katholieke geloofsgemeenschappen, zoals die van de hervormden, de gereformeerden in hun diverse denominaties, de wederdoperse en zelfs joodse gemeenten. In dergelijke geschriften, al dan niet wetenschappelijk van opzet en pretentie staan allerlei data als bijvangsten over de ontwikkeling van nijverheden, de economie die daaruit voortvloeide, de wegenaanleg, de waterstaatsbeheersing, de oprichting van nutsinstellingen en instituten van maatschappelijk hulpbetoon alsmede de gesel van muizen- en rattenplagen, muskietenkolonies, kraaienvolkeren in de moerassen en zompen, de doortocht van legerafdelingen en hun bivakken. Deze thema’s zijn dan inderdaad van secundair belang.
Want het echte Leitmotiv van deze publicaties zijn de godsdienst, de daaraan verbonden rituelen, de geïmpliceerde maatschappelijke ideologie en de gevolgen daarvan voor verenigingswezen, plaatselijke feesten en volksontwikkeling. Het maakt veel verschil of bijvoorbeeld de joodse godsdienst in de Strijper geschiedenis vaste voet krijgt binnen het openbare leven. Die godsdienst immers is van nature introvert. Zij beoogt de kinderen Israëls te verenigen en te sterken. Te bevestigen in de gedachte dat zij Gods – Jawehs – uitverkoren Volk zijn. Dat betekent dat deze religieuze overtuiging niet bestemd is om zich uit te strekken over hen die niet tot dat Oude Volk behoren. Hoe heel anders is dan het christendom. Dat is extravert. Op basis van de bijbelse opdracht overal te gaan en volkeren te onderwijzen in de heilbrengende betekenis van de openbaring. Dat laat duchtige sporen na in de plaatselijke geschiedenis.
De introverte ideologie juist niet. Ze is er wel, ze kan zich duchtig doen merken, maar ze is slechts voor een beperkte doelgroep bestemd. Dat jodendom is pas echt ná 1870 in Strijp merkbaar, als de joodse fabrikantenfamilie Elias zich daar metterwoon bedrijfsmatig vestigt met het oog op het dan nog kristalheldere, traag stromende vaak nauwelijks bewegende Genderwater dat noordelijk van Strijp casacadematig vereniging zoekt met de immervloedende regenrivier De Dommel. Elias zoekt velden om na reinigingen van de door hem vervaardigde textielstroken door dat Genderwater dat halffabricaat primitief te bleken en daarna mechanisch opnieuw te onderwerpen aan voortgezette kunstbewerkingen via de enorme stoommachine die hij introduceert in het Strijpse. Daarvoor haalt hij bij voorkeur vreemd volk aan. In eerste instantie. De bewerkingen via deze mechanische krachten veronderstellen ambachtelijke handmatige vaardigheden die Elias meent niet van de Strijpenaren te kunnen verwachten. Ze zijn rooms, staan onder het patronaat van een pastoor. Ze zijn dus ook stom. Daarom tevens ongedisciplineerd en lui.
Elias probeert daarom Pruisen uit het laagland bij de Rijn te werven, ook wel bekend als poepen en hannekenmaaiers. Die lieden worden, op hun beurt, met grote argwaan en weerzin door de Strijpers bekeken. Ze praten raar, ze hebben vreemde gewoonten, drinken zuur bier en werken op onregelmatige tijden zonder op god en gebod te achten. Daarom waarschuwde de pastoor tegen hen. Van deze poepen komen problemen. En omdat de Strijpers dat verwachten komen die er dus. Want verwachtingspatronen roepen tegenverwachtingen op en die komen, omdat ze elkaar onderling in de ban houden, altijd treffend uit. Hier heb je nu een bijvangst in sociaal-historische zin, waaraan ik hiervoor refereerde.
Lees je het parochieel jaarverslag van de Trudo-parochie, dan vermeldt de pastoor deze ruzies, troebelen en spanningen zijdelings. Hij legt ze niet uit. Want hij schrijft dit verslag aan zijn bisschop te Den Bosch, monseigneur Godsschalk. En die wéét dat allemaal wel, dat hoeft de rapporteur Zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid niet te rapporteren: de kerkvorst en zijn curie zouden het memoriale parocchi Parochiae Sancti Trudonis Stripensis gehinderd terugzenden ter verkorting, want het moet in latinaletter gedrukt ingebonden worden in de diocesane analecta te drukken door de NV Stoomdrukkerij RK Jongensweeshuis van de Broeders Fransiscanen van Liefde te Tilburg. De curie te Den Bosch voegt het bij de andere parochieverslagen uit het bisschoppelijk rechtsgebied, het diocese Den Bosch.
Die worden in drie zware katernen gebonden ter opzending naar Utrecht, waar het Aartsbisdom huist. En dat houdt één exemplaar om per decennium weer gebundeld te worden. Voor de Utrechtse bisschoppelijke archieven. En twee gaan naar Rome. Een voor het Staatssecretariaat aldaar. En een voor de Heilige Stoel, Afdeling Bijzondere missionaire zaken. Omdat de Rooms-Katholieke Kerk een wereldkerk is. Die de administratie perfect onderhoudt. Op drie plaatsen gaat het aldus over Stripe. Met steeds een verschillend doel. Dat niet-godsdienstig in zich is. Via deze bebronning vertel ik in de blogs voor de maand oktober 2022 over dat gat Stripe. Via seculiere invalshoeken. Een uitmiddelpuntige benadering. En daarom verhalend innovatief. Ik begin vanaf 550. Na Christus. Maak u niet bezorgd.