De strafvorderlijke aansprakelijkheid en de politieke verantwoordelijkheid

De minister van Koloniën had dus desbewust gelogen. Een kamerlid kon hem de authentieke tekst van het concessie-contract voorleggen. Het had ter inzage gelegen bij de griffie van de Tweede Kamer. Maar daar had niemand het document opgevraagd en ingezien. Marchant ook niet, aanvankelijk. Hij had er op vertrouwd dat de minister de waarheid sprak toen hij garandeerde dat De Bataafsche geen monopolie zou krijgen op de Djambi-velden. De Britse pers fulmineerde echter geweldig tegen de gunningen aan De Bataafsche en toen was Marchant eens ter griffie gaan kijken of daar wellicht niet dat contract ter inzage lag. Het lág er. En tot Marchants starre verbazing bleek het dat wel degelijk een monopolie was vergund.

Minister H.P. Marchant, tweede van links, met de portefeuille van onderwijs in het Tweede kabinet-Colijn

Hij noemde deswege De Graaff in de Tweede Kamer een leugenaar. Dat gaf aanleiding tot tumult. De voorzitter onderbrak de geachte afgevaardigde, want zó mocht men een minister niet noemen. Maar Marchant persisteerde bij de aanduiding. De minister had willens en wetens onwaarheid gesproken met het oogmerk de volksvertegenwoordiging te misleiden. De minister reageerde nauwelijks toen Marchant het officiële document aan de vergadering toonde, eruit citeerde en vervolgens toelichtte dat de minister de afgevaardigden een rad voor ogen had gedraaid. Sedertdien luisterde de minister naar de bijnaam “Simon de leugenaar” zulks naar de passus uit de Handelingen van de Apostelen 8: 9-13, waar een zekere Simon beweert een Apostel te zijn uit het gevolg van Jesus. Daar is de Apostel Petrus getuige van (vers 13), logenstraft zulks  en sedertdien heet deze Simon “De Leugenaar”. Vleiend kan het voor de minister van Koloniën niet geweest zijn, maar hij vertrok geen spier.

En hij bleef ook zitten. Bijna de gehele coalitieperiode tot aan 1933 toe. Hij had de steun van de Anti-Revolutionaire Partij. Aangezien de confessionelen om Simon geen kabinetscrisis wilden kon deze eigenlijk doen wat hij wilde. De casus geeft aan, dat de procedure bij de Hoge Raad makkelijk kan derailleren tot het openbaar debat dat de Tweede Kamer om partijpolitieke redenen niet wil of kan voeren omdat het, indien gevoerd, noodzakelijkerwijze en bijna automatisch moet leiden tot een motie van afkeuring door een kamermeerderheid of het aftreden van het gehele kabinet, dat innerlijk verscheurd wordt door het inconstitutioneel handelen van een van zijn ministeriële leden.

Het kamerlid H.P. Marchant voor de Vrijzinnig Democratische Bond, een vooroorlogse D66

Liegen in de kamer omtrent de uitvoering van een onherleidbare soevereine overheidstaak is per definitie ongrondwettig. De Grondwet eist dat de Tweede Kamer steeds tijdig, regelmatig en juist wordt geïnformeerd omtrent deze uitvoering. De Tweede Kamer kan erin toestemmen dat een minister die informatie nalaat of voorshands nog niet volledig opgeeft. Maar dan moet het landsbelang dat vorderen. De Tweede Kamer moet dat kunnen beoordelen, of dat belang dat medebrengt. De minister kan niet zeggen dat hij de Tweede Kamer ook daartoe de geëigende informatie wil onthouden en dat de Kamer zich ook daarbij zal moeten neerleggen.

Dan wordt de politieke verantwoordelijkheid jegens de volksvertegenwoordiging een volslagen farce. Maar het debat daarover hoort in ’s lands vergaderzaal thuis en niet bij de Hoge Raad. Die zou dan achteraf immers, de vervolgde bewindspersoon veroordelend conform de tenlastelegging, de motie van afkeuring uitspreken die de Kamer niet wilde doen voordragen, in behandeling nemen of aannemen. De Raad zou dan het lot van de kabinetten bepalen, niet de volksvertegenwoordiging. De Raad zou dan inbreken op de geheiligde scheiding der machten: die tussen de uitvoerende, rechtsprekende en wetgevende. De Trias Politica zou dan bij het oud vuil komen te staan. Liegende ministers geven soms tot die dumping op de vuilstort aanleiding, Maar de Tweede Kamer mag ze dat nooit toestaan. Al doet zij dat helaas de laatste decennia wel degelijk. Liegende ministers zijn geen vogels meer van uitzonderlijke pluimage in deze Lage Landen.