Wanneer we tot een totale herschikking zouden willen komen van onze jaarkalender en de verplichte feestdagen daarin, zouden we uiteindelijk kunnen besluiten tot de invoering van de donkere kabouterdagen tussen 21 en 31 december. Want dan zou niets meer verwijzen naar de geboorte van de Christus. En begrijp ik de neoliberale bovenlaag van spraakmakend weldenkend Nederland, dan is immers een total mindreset noodzakelijk om de pluralistische samenleving van hedendaags Nederland een gezamenlijke morele en ethische humuslaag te bieden waarop een nieuwe harmonische openbare rechtsorde kan gedijen.
Daarvoor is een drastische de-christianisering een absolute randvoorwaarde. Want het Christendom immers geldt als de bakermat van alle kwaad in onze samenleving. Het scheidde de heidenen van de ware gelovigen. Het bevorderde de discriminatie naar ras, levensovertuiging, etnische herkomst, seksuele oriëntatie en gendergerichtheid. Het is, kortom, de bron van alle kwaad, want het leidde zelfs tot de kolonisatie van de wereld door katholieke vorsten op grondslag van het concordaat van Tordesillas in 1494. Alexander VI, de beruchte Borgia-paus, verdeelde toen de nieuwe wereld in twee helften. Een daarvan werd geconcessioneerd door de Heilige Stoel aan Portugal. En de rest aan Castilië.
Toen begon het imperialisme. De slavenhandel werd systemisch. De indoctrinatie met westerse geopolitieke strevingen. De handelsmonopolies die zelfs in opium gingen handelen om de heidenen te knechten. Allemaal de schuld van de christenheid. De witte dan. De kabouter of bosgnoom staat daar buiten. Hij is van Indo-Germaanse herkomst en woonde al in het Donkere Bomenbos vóór de christelijke jaartelling. Hij is wijs, kan toveren en genezen en bovendien weet hij ook nog alles, al spreekt hij daar niet over. Zijn oermodel is de dwerg Kwetal.
Uit de strips van de onsterfelijke Marten Toonder. Hij is een breinbaas met een denkraam dat alles omvat. Kwetal denkt niet wit en niet zwart. Hij denkt eigenlijk niet. Hij voelt. Moraliter is hij neutraal. Hij vindt bijna alles goed als het maar niet tot verturving leidt. Beleren doet hij niet, hij is ontvankelijk voor hoger onderwijs, lezen valt hem moeilijk maar telepathische gedachten-uitwisseling is geen punt. Prestige bestaat niet voor Kwetal. Een ego heeft hij wel, maar groot is het niet. Hij erkent gereed, dat hij iets niet weet. Dan is daar altijd de geleerde Monkel Oor uit het Kleine Volkje dat het woordenboek al sedert eeuwen uit het hoofd leert. Kwetal raadpleegt Monkel als het nodig is en gaat gelouterd zij het verward héén, wanneer Monkel hem voorgelicht heeft. Herdenken wij dus de vijfentwintigste december de kabouter, die tóch al een rood jasje draagt en een muts opheeft van dezelfde kleur. Die viering bouwen we op via de Piggelmee-legende, waarbij de duindwerg de wegbereider is van de loutere kabouter. Hij is de nieuwe prins van de deemstering en het wordend licht. Hij zal ons de alpha en de omega voorhouden van de levensgang van de nieuwe mens. En weet u dat onze nieuwe nationale hymne voor deze dagen al gereed is om in onze oren te zoemen?
Ze was al onder ons, ter sluiks, via onbegrijpelijke reclames in het publieke domein. De eerste regel luidt: weest louter kabouter. We zagen deze zinsnede verheimelijkt als de aanprijzing van jenever. Op bussen en trams placht ze gevoerd te worden als reclame voor geestrijk vocht. Maar dat was camouflage. Een voorbereiding op de nieuwe heilsgeschiedenis van ons volk dat toch zo plezant kan zijn als het maar wil. Zoals de plechtzang “wien Neerlands bloed door d’ááderen vloeit”. Dat begreep eerst óók niemand. De melodie daarvan is voor deze nationale hymne geschikt. Weest louter kabouter van vreemde smetten vrij. Een samensmelting van Tollens’ volkszang en ons nieuwe nationale lied. Een syncretisme. Daar is het christendom óók een heel eind mee gekomen. We kunnen er weer twee eeuwen tegen.