Dronken duiven

Wim was enorm bezig met de tekst van zijn oratie, die erg geleerderig ging uitvallen. Hij concentreerde zich vooral op het oogmerk van de dader. Daarin onderscheidde hij verschillende varianten: het beoogde uiteindelijke doel, de geaccepteerde strekking naar neveneffect, datgene wat de ader billijkend aanvaardt maar eigenlijk liever niet wil, en ga zo maar door. Bijvoorbeeld: iemand wil een plofkraak. Hij beoogt met een geweldige ontploffing de pui weg te rammen van een betaalautomaat zodat de kluis met bankbiljetten vrijkomt. Maar boven de winkelgalerij liggen vijf woonlagen aanleunwoningen met bejaarden. Daarvan zijn de meeste slecht ter been, maar er zijn er ook bij, die aan beademingsapparatuur liggen. De plof zal kortsluiting veroorzaken en misschien brand. De explosie moet zo heftig zijn dat de kluis uit elkaar springt. Vonken en vlammen zijn zo goed als onontkoombaar, maar ook kortsluitingen in de schakelkasten en groepen van de elektra in het blok.

De daders beogen de eurobiljetten buit te maken. Maar niet dat alle liften uitvallen, de ventilatiesystemen en nog minder de beademingsapparaten waaraan de slapende bejaarden kunnen liggen: de kraak is beraamd, via een tijdklok, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd. Dat wellicht bejaarden omkomen door rookvergiftiging willen de rovers liever niet. Maar ze aanvaarden het wel. Een hunner heeft een suikertante op de vijfde. Die heeft apneu. Maar ligt aan de beademing. Doch omdat ze, naar deze achterneef die één van rovers is, dat weekje precies naar Torremolinos is met de parochiële ouderenbond zeker meent te weten, zal tantetje de plof niet aan den lijve ondervinden. Enfin, u begrijpt het al: het reisje ging niet door omdat de buschauffeur zijn been brak en tantetje komt om door elektrocutie. Er zijn veel varianten op deze casus.

Maar Wim, ijverig boetserend aan de schuldvarianten als dogmatische abstracties, bediende zich nimmer van dat soort actuele voorbeelden. Liever bleef hij bij de integrale vergiftiging van het drinkwater in de Belgische dorpsput waarlangs een Pruisisch bataillion trok op doortocht naar Parijs. Met het oogmerk tegen de Duitsers oprukkende Franse cavaleristen ieder bivak bij de put onmogelijk te maken. De pastoor, op de vlucht, nam wel een teug. Inmiddels waren de Tilburgse studentenfracties POLEK – de politieke groepering economie-studenten die óók rechten deden als bijvak – ROOD FRONT, Ra-Ra en de Kommunistisch-Trotskistische cel tezamen met RECHT VOORUIT en de fractie BREED doende met duivenmanden in de Portrettenzaal, waarin straks dronken gevoerde duiven zouden worden vervoerd naar het balkon in de grote aula. Doffers gingen dan sproeiend poepen, woedend koerend in de grote moderne kroonluchter boven het podium en rostrum, en zouden een opmerkelijke dimensie kunnen geven aan deze wonderbaarlijke intrede. Het duivenvoer moest dan wel tevoren geweekt zijn in de oude klare en de doffers moesten gruizig zijn.

Dat had veel omslag ter voorbereiding van deze ludieke aksie van node. En dan was het verder gewenst dat er veel pers zou zijn en vooral: eigen fotografen met het oog op derde media die later geïnteresseerd konden wezen, vooral als de aksie, naar te hopen viel, totaal uit de hand zou lopen en de prof die in het zonnetje wilde pronken met geleende veren een been zou breken bij het inderhaast ontwijken van de neerkletsende vlagen ontlasting. Die Nieboer was een steile en zonderlinge Groninger, die het Woord des Here Here volledig serieus nam en rondliep in kostuums met Pipo de Clown-achtige grove  blauwe ruiten. Dat kon lachen worden. Tilburg stond in het zenith der media-aandacht en dat ware zo te borgen voor de naaste toekomst. Dat was goed voor de politieke loopbaan van deze fronters die wel brood zagen in de exuberante eisen van TIEN OVER ROOD.

Dit alles drong langzaam maar zeker, stuksgewijs, door in kamer 927 van het geweldige hoge flatgebouw waarin de docenten hun tijd plachten stuk te slaan. Zoals ook beoogd werd door de fronters. Niet als bijkomend anticipatie-oogmerk. Maar als finis operantis.  Datgene wat uiteindelijk als voorstellingsinhoud noodzakelijk beoogd was. Jammer dat Nieboer deze casus niet verwerkte in zijn oratie, want treffender konden zijn psychologische subtiliteiten niet tot werkelijkheid geroepen worden. Nieboer zou, steeds besmeurder rakend onder de kletsende witte poepvlekken, royaal kunnen verwijzen naar de giechelende studenten achter de betonnen balustrade van het balkon en hun diversiteit van oogmerken treffend, bij wege van participerende observatie, in kaart kunnen brengen. Tenminste, dat zou ik gedaan hebben.