Eindpunt Lermoos

Het begon mij wel op te vallen dat mijn vriendin weinig behoefte had zich met mij publiekelijk te vertonen. Een avondje stadsschouwburg zat er wel in, omdat dan ook meestal de lichten gedimd werden. Maar, zo stelde ze vast, in haar vriendenkring zag ze mij nu niet direct zitten. Of er moest toch heel wat veranderen. Ik giste dat mijn manier van kleden haar niet beviel. Ik droeg strenge kostuums met das. Die waren mij aangeraden door de vrouw van mijn eerste chef, de vakgroepssecretaris Drs Van Der Meijs die er ook bij placht te lopen als de president-commissaris van een multinational. Een goed pak deed wonderen, aldus deze regent, daar had ik nu eenmaal rekening mee te houden. Zelf werd hij binnenkort kabinetschef van de Procureur-Generaal te Den Bosch die hij regelmatig zou moeten vertegenwoordigen bij de uitreikingen van gratificaties, medailles in de Orde van Oranje-Nassau, het doorknippen van linten en het uitreiken van bevorderingen aan parketwachters of gevangenismedewerkers. Daarvoor had hij al een fraai set krijtstreeppakken aangeschaft.

Dat moest ik óók maar doen. Als ik hogerop wilde. Maar ik ried dat zulks niet geschikt was voor de sociale omgang met de vriendenkring die mijn vriendin frequenteerde. Ik raadpleegde mijn jongere broer die voor een brommer spaarde. Een man van de wereld. Hij voetbalde bij Brabantia, dronk veel bier en kon niet tegen zijn verlies. Dat was vast iemand, die de juiste dracht met dat oogmerk kende. Hij zei mij naar kledingwinkel HIJ te gaan en daar last te geven om mij hip te maken. Ik deed het en kwam terug met een getailleerd jasje, oogverblindend wit, zijden overhemden en veel te strakke ribbroeken, in wijde eindpijpen eindigend boven kanariegele zwaar bestikte schoenen. De brede zijden stropdassen waren oogverblindend. Uit de spiegels ter plaatse blikte mij een gramstorige pooier aan, die doende was nieuwe werkkrachten te ronselen. Mijn broers barstten dus een gemeenschappelijk gebulder uit.

En de vriendin was niet bereid aldus mijn gezelschap te dulden, nergens niet. Je kon, zo voer zij voort, met mij nou nooit eens leuk praten. Geen koetjes. En kalfjes. Alleen ouwe koeien uit een sloot. Daar waagde ze haar vrienden niet aan, maar als ze moest babysitten dan mocht ik wel mee. Ik had dus moeten begrijpen dat onze verwachtingsvelden sterk divergeerden. Ik had deswege moeten besluiten de betrekking te beëindigen. Maar natuurlijk zette ik door via ondeugdelijke middelen, waarbij ik niet schuwde bewogen aan te dringen op gemeenschappelijke fietstochten dan wel een korte vakantie. Dat laatste was mogelijk. Waar wilde ik dan heen?  Ik dacht aan Guernsey, een van de Engelse Kanaaleilanden. En dan in een keurig net hotel. Want ik wist wel dat deze vriendin geen kampeertype was en overigens niet gesteld was op improvisaties. Goed. Dat moest ik dan maar regelen via het reisbureau waar haar zuster ook in dienst was als baliemedewerkster. Met het oog op korting. Ik boekte. Duur was het wel, maar een man moet doen wat een man dient te doen, dat had ik weleens ergens gelezen. The Royal Hotel in Saint Petersport met uitzicht op Sark. Voor een week. Daar zaten ook boottochtjes aan vast. Ik gaf voucher en prospecti in beraad bij de vriendin. En hoorde niets.

Totdat zij mij verzocht om volledig om te boeken naar Lermoos te Oostenrijk, een prachtig oord dicht bij de Zugspitze. Dat is een berg. Die kun je moeizaam beklimmen. En dan weer angstvallig afdalen. Dat zou mij goed doen. Ik had er in mijn egocentrie natuurlijk niet aan willen denken, dat zij het Engels nu eenmaal niet machtig was. En verder dat boottochtjes op volle zee niet favorabel waren. Dat wiebelde. Ze kon zeeziek worden. Goed. Ik ging met dat Lermoos akkoord. Al kon ik niet skiën. Dat zou ik, zo stelde de vriendin, dan maar onder de knie moeten krijgen. Flexibiliteit was heel wat waard. Er was een hotel, daar, Der Treue Gast. Dat was wel aardig. Veel vermaak, echt ook voor Nederlandse families. En dan nog wat: haar vader ging mee. Die was een weduwnaar die moeite had zijn vertreding te vinden, daar had ik ook weleens rekening mee moeten en kunnen houden. De verloving van de zus stond onder hoogspanning. De man was, naar bleek, een woesteling, een hufter en een hork. Dat was recentelijk duidelijk naar voren gekomen.

De zus zou dus ook vergezellen. Ik digereerde het, moeizaam slikkend. Maar mijn vriendin had er onmiskenbaar over nagedacht. Al tobberig overhemden, zakdoeken en servetten strijkend.  Vooral de boorden en manchetten vallen niet mee. Ook al staat er misleidend non-iron op de verpakking. Ze had dus zorgvuldig een ander reisplan gezocht, afgesteld op ons wederzijds verlangen elkaar dieper en grondiger in kaart te brengen.  Dat was ook wat waard. Ik zou mij natuurlijk op de eerste dag al te barsten vallen, zeker, maar ik moest, zo overwoog ik stoer, er iets voor over hebben. Totdat ik vernam dat deze familie met de buren al jarenlang naar Lermoos plachten te gaan. Daar kreeg je waar voor je geld en daar waren ook kruimige aardappelen verkrijgbaar. Het was er ook ’s avonds buitengewoon aantrekkelijk vanwege de menigte flink ontremde Nederlanders en er waren leuke familiespellen. Dan hoefde mijn vriendin niet te varen op mijn particuliere vermogen tot gezelligheid. Want dat was niet best ontwikkeld. Ik heb dat later vaker gehoord. Dat neemt u wel aan.

Ik merkte tot mijn verbijstering, dat ik kwaad werd. Het overviel mij. Ik stond op en verliet het pand met een mannelijke klap van de voordeur. Mijn eindpunt had ik gevonden te Lermoos. Nu, het moet ergens gesitueerd zijn, dat zult u ook ondervinden aan het bestemmingspunt van uw aardse baan. Dat heeft u dan ook niet echt zelf gekozen. Dat garandeer ik u.