Familiale extinctie I

Er wordt in onze families nu veel en bekwaam gestorven, al is bijna iedereen wel zo ongeveer tegen de negentig. De laatste was ome Lou, een oom van vaderszijde, maar toch ook een echte Strijards, dus een achttien-karaaats ellendeling. Ik denk dat het genetisch is. Ik ga het niet onderzoeken. Want wat zou ik bij me zelf dan tegenkomen? Ik huiver bij de gedachte. Deze ome Lou trouwde een zuster van mijn vader. Een zwager en dus een behuwd-ome van de kouwe kant, die naadloos inschaarde in en kleurde naar de grondtoon van de betoverende Strijards-dynastie te Rotterdam-Noord. We zagen hem nooit. Tenzij er geldelijke problemen waren. De kans kwam toen een jongere zuster vooroverleed die nogal spaarzaam was geweest. Een godsvermogen tussen de gesteven lakens in de zelden geopende linnenkast. Alleen Truus en Lou wisten ervan.

En drukten, zoals het gaan moet, vakbekwaam een flink erfdeel weg. Het is traditie, merk ik. Zoals in veel families.  Ik zoek dat nog even op. Alleen tante Ria en een behuwd tante leven nog van moederszijde. Oer- en oeroud. Ik zie ze nooit. Dement zijn ze wel. Maar jij kende ze zelf als de triomfantelijke en ook wel wat gillerige woordvoersters van de familiale gedachte, in wijduitstaande bloemetjesjurken uitgedragen en door de neefjes en nichtjes uitgezweet. Ik moest altijd in mijn eerste Heilige Communiepakje met het fluwelen capetje om de schoudertjes die verdomde wensjes voordragen voor de jubilaris van dat moment.

Bruiloften, feestelijke kerkelijke ceremonies, diploma-uitreikingen. Begrafenissen. Leidinggevend gingen ze voor die twee tantes. Wisten ieder wie wie was en wie wel of niet van de kouwe kant was. Ze wezen mij een wat zurig geurig bestoppeld lijk aan, dat met hangwangen probeerde een palingstukje binnen de kunstgebitkaken te houden, terwijl hij wezenloos het feesthoedje probeerde te houden op het verschilferende steeds schuddende hoofd. Dat is nou ome Karel, je weet wel, van dat Binnenschip “De Welvaart” op Keulen. En hier hebbe-me tante Marie met de Papagaai van het Binnenweggesticht, zie je, Gerardje?

Jawel. Met beiden had moeder uiteraard een uitgebreide en zorgvuldig gekoesterde vete. Toen ik nog jong was, koos je vanzelfsprekend de kant van je moeder bij dat soort aangelegenheden. Ik denk nu echter dat mijn moeder nogal onredelijk was, ook in haar visie dat ze “achtergesteld” was bij de rest van de zussen. Zij had geen diploma. Die anderen wel, zij het dan op niveau-Schoevers. De broers — ome Jan en ome Gerard — waren HTS-ingenieurs, wier opleiding betaald was door de GUSTO-werven te Schiedam onder conditie dat ze vijf jaar effectief in dienst zouden blijven van het werfkantoor.

Maar al bij al waren alle nazaten van moederszijde wonderen van diepgang, intellectualisme en civiele beschaving, vergeleken bij het krapuul-Strijards dat  sedert de tweede helft der twintigste eeuw de wereld teisterde.  Strijardsen deugden niet, zei mijn moeder. Oplichters. Mijd ze. Ze waren hier nu wel en we moesten niet lelijk tegen ome Leo doen, maar hij had toch maar móói het meubilair van tante Trees weggedrukt en ons alleen maar formica-kampeerspul gegeven, als zijnde ons rechtmatig restant uit Trees haar erflaterse boedel.  Maar dat mag jij niet zeggen. Geef straks het goede handje.  Maar het zijn  vuige stiekemmers. Begrijp je wel?  Het zo gaat het voort, de zonden van de familie Usher van de ene tot de vierde generatie.  Het lijkt mij één en ondeelbaar bestanddeel van de onbegrijpelijke heilsgeschiedenis die het opperwezen ons bereidt.

Daar horen veel doojen bij. Het één vind ik bezwaarlijk te rijmen met het andere, maar ook ontspannen fietsen heb ik betreurenswaardig laat geleerd. Het heeft een bedoeling. Ik ben er niet zeker van dat ik die bedoeling moraal-theologisch wil doorgronden. Laat God zijn eigen sores ruimen, te beginnen met de tantes die op enigerlei wijze met mij geaffilieerd blijken te zijn op het moment dat dat in het geheel niet uitkomt.

Ik wil geen bezwaren indienen bij de schepper van het al. Hij heeft het druk. Vooral met het in stand houden van de COVID. Die heeft, daar velen in die periode fluks testamentloos stierven op momenten dat zulks wederom geheel niet uitkwam,  het aantal erfenisconflicten enorm uitgebreid.  Dat regelt God kennelijk niet zonder voordacht. Binnen zijn heilgeschiedenis die wij hierna in het bovenzinnelijke nog uitgelegd krijgen.  Dat moet bewerkelijk zijn. Hij staat nergens voor. Toch knap. Ik heb er verder geen last van. Verder ontloop ik veel zo niet alle demonstraties hier in Den Haag. Dat is nog lang niet makkelijk. Wel was het een belevenis dat de oproerpolitie met paarden en al de straat  kwam inrijden en dat er om de hoek flink werd geschoten met het dienstpistool. Boerentrekkers reden een vijvertje met goudwindes dood van weduwen die woedend naar buiten snelden in het ochtendgrauwen. Men denkt dat ik als bejaarde niks mee maak he?  Nou, ik zit eerste rang.