G.B.J. Hiltermann-V

Kennan kon een belangwekkende en soepele promotie tegemoetzien nadat Truman het lange telegram helemaal moeizaam uitgespeld had, daarbij grondig voorgelicht door zijn ambtelijke camarilla. Waaronder voornamelijk haviken, die geenszins gesticht waren door de versnelling waarmee de gigantische USA-strijdmacht gedemobiliseerd werd. Divisie na divisie werd uit Centraal-Europa teruggetrokken en nadat het Ueberleitungsvertrag eindelijk was gesloten met de gloednieuwe staat die de Democratische Bondsrepublik West-Deutschland geacht werd te zijn werden gaandeweg ook de Westelijke Bezettingszones gefaseerd opgeheven.

Zeer tot treurnis van Winston Churchill overigens, die deze zones had willen gebruiken als uitvalsbases tegen Stalin en zijn immense Sovjetstrijdkrachten, die, geweer aan de voet, voortdurend geconcentreerd bleven aan de westgrenzen van het Oostblok. Winston, hardleers als altijd, was nog steeds ervan overtuigd dat hij het Britse Empire bijeen en overeind kon houden, vooral in Het Verre Oosten en in de noordelijk daarvan gelegen grensstreken van Rusland met India en China. Winston veronderstelde in het Verre Oosten stelselmatige penetraties van Uncle Joe – zoals hij Stalin misprijzend bleef noemen – en wilde daarom diens legers zoveel mogelijk in het westen binden zodat de druk enigszins van de Britse ketel zou blijven.

Truman moest van dat soort imperialistische praatjes niet veel hebben. Maar het lange telegram maakte hem toch duidelijk dat de Sovjets een lange termijnstrategie hadden uitgedokterd waarmee ze uiteindelijk Het Westen vakkundig dachten in te sluiten. Inmiddels was Stalin een charmeoffensief gestart in de richting van de ongebonden derde landen die zich uiteindelijk in de Bandung-conferentie van 1956 als blok zouden doen gelden. Verdomd. Het was dus toch waar, zoals de USA-haviken, waaronder John Foster Dulles, steeds maar weer tamboereerden: Het Kremlin was bezig met een macrostructureel complot zoals Kennan had gedefinieerd in dat lange telegram, mét alle bijkomende oogmerken van regionale destabilisaties.

Truman begreep nu de wereld beter. Wie niet in dat complot geloofde was een naïeveling en, erger nog, een derde wegger: een persoon, meestal met een academische graad, die probeerde een wereldescalatie via een kernoorlog te ontwijken door allerlei vriendelijkheden en toegevingen te betonen aan de Rode Schavuiten van het Politbureau. Omdat GBJ beslist niet geafficheerd wilde worden als zo’n naïeveling leerde hij dus dat telegram bijkans uit het hoofd. En passus ervan waren steeds weer lineair herkenbaar in GBJ’s zondagmiddagpraatjes. Aldus bewees GBJ een Realpolitiker te zijn in verhouding tot de genoemde intellectueeltjes met hun sijmel-de-mijmel-praatjes. Daarin slaagde hij geducht. Hij investeerde er zijn ganse reputatie in en zijn werkkracht als commentator en bewerker van de nieuwste Winkler Prins-uitgave, want iedere brave Nederlander had destijds nog zijn algemene ontwikkeling in linnen prachtbanden met okeren kleurstelling en goudopdruk in de Bruynzeel-boekenkast staan of de driedelige samenvatting op het tomadowandrekje boven het schrijfbureau in de achterkamer.

Daarzonder kwam Jan Splinter niet dor de nucleaire winter. Men moet weten wat men moet denken en verder moet men denken zoals de meerderheid die óók op zondagmiddag naar de AVRO luistert. GBJ was dat wandrekje. Het had in ieder huis een plaats. En omdat GBJ met dat merk geïdentificeerd werd kon hij niet meer terug. Prestige, nietwaar? Een toxische substantie voor gezond denkleven. GBJ bleef dus de telegramtekst trouw, ook toen Nixon samen met zijn Kissinger alleen bezig was met de toonzetting van een detente. En dus met een verrassend bezoek aan de Volksrepubliek China, waar hij leerde met stokjes te eten.

GBJ bleef hooggestemd de ether doordreunen en de krokodillen bij ons thuis bleven witte muizen vreten, want zo hoort de toestand in de wereld te wezen, vooral als men zeker weet dat men zich nimmer vergist. Kennan zelf wist wel beter. Hij verzette op tijd de bakens, toen dat politiek toch correcter was. Met consequentie is nog nooit een boterham gesmeerd en wie sturen kan, zeilt bij elke wind. Dat staat op een wandtegeltje. Dat heeft de firma Blokker steeds in de aanbieding. Dus moet het wáár zijn, die tekst. Ook als de wandversiering prijkt op de betegeling van het kleinste kamertje waar het lichaam pleegt uit te treden conform het scenario van mijnheer Visser’s Hellevaart van S. Vestdijk. Een schrijver. U weet toch hoe kunstenaars zijn? Daarom vroeg ik mij ook af of die apostrof wel juist geplaatst is in dat titelopschrift van dit geruchtmakende boek.