Sedert 1993 fungeert Nederland als gastland van internationale straftribunalen met jurisdictie voor de meest ernstige vergrijpen tegen het universele humanitaire recht. Het ging deze positie bekleden ten verzoeke van de Verenigde Naties naar aanleiding van het gewapend conflict binnen het gebied van het voormalige Joegoslavië. Die staat viel uiteen en deelde zich weer op in de rivaliserende stammen en naties die als zelfstandige etnische entiteiten hadden bestaan voordat Constantinopel in 1453 bezweek voor de voortdurende belegeringen van de op de Balkan inbeukende Ottomaanse troepen. Kroaten, Serven, Bosniërs, Albanezen, Slavonen, Istriërs, Herzegowinezen, Laskaren en Kanaken en ga zo maar door. Zie blog 30/12/2021 op deze site.
De West-Kroaten, Romenen (Roemenen) , Transsilvanen, Roemeliërs en Bessaraben erkenden het primaatschap van Petrus. De rest niet. Maar die accepteerden soms de rechtsmacht van de patriarch van Athene, van Kiew, van Sofia en Constantinopel, Alexandrië, Chalcedon, Antiochië of zelfs Moskou. De Ottomanen bezetten het Balkan maar lieten deze rechtsmachtkringen toch intact. Tot op zekere hoogte. Ze zetten deze kringen ook flink tegen elkaar op. Zie blog 31/12/2021 op deze site. Nadat Tito was gestorven, die met een politioneel terreurwezen uiterlijk alle Slaven op de Zuidelijke Balkan had weten te verenigen, vielen deze kringen uit elkaar. En elkaar vervolgens aan. Daar kwam een burgeroorlog van. Die tijdelijk gedempt werd. Door tussenkomst van het Westen. Met militaire middelen. Zonder veel te begrijpen van de achterliggende religieuze, etnische, culturele en ideologische verschillen van de naties. En zonder dat ook echt te willen. Zie blog 16/02/2022 op deze site.
Men had haast. Er waren immense bloedbaden en genocides aangericht. Het moest stoppen. De instelling van een internationaal straftribunaal zou één van de maatregelen worden om dat te bereiken. Nederland solliciteerde om het te mogen doen zetelen in De Haag. Het zou het tribunaal in ieder opzicht faciliteren. Het beloofde zich afstandelijk, neutraal en onpartijdig op te stellen bij deze taak. Het zou zich dus nimmer bemoeien met de vervolgingshandelingen vanwege de Openbare Aanklager bij het tribunaal. Ook niet, wanneer deze, wat Nederland betreft, niet in ieder opzicht zouden sporen met diens buitenlandse opstellingen — men meende in Den Haag, dat dat nauwelijks het geval zou kunnen zijn, mede, omdat men eigenlijk nauwelijks iets begreep van alle typische Balkanese geschillen tussen de rivaliserende naties. Het was middeleeuwse onzin.
Bij de eerste vervolgingen kon die neutraliteit best geborgd blijven omdat het ging om betrekkelijk ondergeschikte militairen die eigenlijk ook maar gestuurd waren, niet goed begrepen wat de staatkunde was van hun leiders – áls die er was – en gedreven werden door een onuitroeibare afkeer van mensen die “anders” dachten, geloofden, deden of er vreemd uitzagen — ook al hadden ze decennia in dezelfde straat gewoond. Dat veranderde toen het vervolgingsbeleid zich ging richten op hogere regeringspersonen of bewindsdragers die wel degelijk een grondig beraamd staatkundig en historiografisch verhaal erop na hielden en dat ook heel best aan het Westen konden duidelijk maken.
Milosevìc was één van hen. Hij was regeringsleider geweest van de Republik Serpska en streefde naar heroprichting van een middeleeuws Servisch koninkrijk dat destijds voorpost was geweest van de Russisch-Orthodoxe Christenen die handelsvaart ondernamen op de Middellandse Zee en koloniale ambities hadden. Djindìc was rivaal van Milosevìc tijdens verkiezingen, die beiden duchtig hadden vervalst en gecorrumpeerd, maar Djindìc had bereikt dat hij als winnaar kon poseren. Hij wist te bewerkstelligen dat het tribunaal in Den Haag meteen daarna uitlevering vroeg van Milosevìc. Zo was hij zijn tegenstander kwijt. Definitief. Naar bleek. Milosevìc gebruikte echter het tribunaal als platform om het Westen eens flink te kakken te zetten. En toen bleek de toegezegde neutraliteit van Nederland als gastland toch ineens erg bezwaarlijk.