Gideon van Meijeren vervolgd voor opruiïng

Het Openbaar Ministerie maakt bekend dat het Gideon van Meijeren gaat vervolgens wegens strafbare opruiing tegen de overheid van de Staat der Nederlanden. Het Tweede Kamerlid, behorend tot de Fractie van Forum voor Democratie zou zich aan het misdrijf van artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht hebben schuldig gemaakt in twee aangelegenheden, waarbij hij aangezet zou hebben tot geweldpleging tegen ambtenaren binnen hun bediening. De volksvertegenwoordiger zou hebben gesteld dat “burgerlijke ongehoorzaamheid” soms noodzakelijk is tegen die overheid, wanneer er geen andere middelen zijn om haar tot beleidsombuigingen te brengen.

De eerste keer gaf Van Meijeren aan, dat dat onontkoombaar zou zijn, wanneer zou blijken dat de overheid bereid is over te gaan tot generieke massale onteigeningen van boeren die geen meststoffenreductie conform de milieuwetgeving willen borgen bij hun bedrijfsvoering. Deze uitlating zou het Kamerlid hebben gedaan in juli 2022 ter gelegenheid van een massaal boerenprotest. Hij deed dat in een toespraak in het openbaar die voortdurend gedeeld werd op internet. Het tweede geval heeft betrekking op uitspraken op 13 november daaraanvolgend gedaan in een interview dat ook steeds weer gedeeld werd op internet. Van Meijeren zei toen te hopen op een revolutionaire beweging die de regering ten val brengt. Hij zei toen dat de geschiedenis leert dat bij dergelijke revoltes slachtoffers vallen, soms ook dodelijke slachtoffers. Dat zou te betreuren zijn.

Maar toch gaf hij aan niettemin te hopen op een revolutie. Aldus een persbericht vanwege het Openbaar Ministerie. Het gaat ervan uit dat het Openbaar Ministerie zelfstandig beslist of het deze vervolging start, hoe het de tenlastelegging formuleert en voorts waarop het de strafbare aansprakelijkheid grondt van de volksvertegenwoordiging. Dat alles is, als het persbericht adequaat geformuleerd is, ongrondwettig. Evenals de vervolgingsbeslissingen waren tegen de volksvertegenwoordiger Wilders, leider van de Partij voor de Vrijheid, inzake diens openbare uitspraken buiten het vergaderzaal van de Tweede Kamer toen hij aanzei dat hij – en zijn Partij – zouden gaan regelen (“we gaan dat regelen”) dat er in Nederland “minder Marokkanen” zouden verblijven, nadat op een vraag zijnerzijds – “willen jullie méér of minder Marokkanen”? — gescandeerd was geantwoord met een herhaald “Minder, minder, minder” van de zijde van Wilders’ auditorium.

Weer: artikel 119 Grondwet geeft aan dat de Tweede Kamer of de Koning bepalen bij besluit of een volksvertegenwoordiger vervolgd wordt op basis van het Nederlandse strafvorderlijk recht. Niet het Openbaar Ministerie. Ik gaf dat in allerlei Blogs hierboven al aan. Zie in het bijzonder die vanaf 9 maart 2022-tot en met 15 maart 2022, toen een senator uit de Eerste Kamer vervolgd had moeten worden en er inderdaad gedagvaard werd bij de Hoge Raad.  Want de Hoge Raad is hier bij de Grondwet aangewezen als rechterlijke instantie. Niet een rechtbank. Maar een speciaal te formeren kamer bij die Raad. Als Hoog Hof van Staat. Dat moet beslissen op grondslag van de inbeschuldigingstelling door de Kamer.

De Tweede Kamer wordt in dat grondwetsartikel als eerste aangewezen om te beoordelen of een (voormalig) lid uit haar midden zal worden vervolgd op deze grondslag. Vindt deze Kamer dat daartoe aanleiding is, dan moet zij een inbeschuldigingstelling formuleren. Een tenlastelegging. Gebaseerd op een wettelijke delictsomschrijving. En zeker: dat kán artikel 131 zijn. De Kamer stemt over de voordracht die uit haar midden wordt gedaan tot zulk een inbeschuldigingstelling. Dat zou ze bij enkelvoudige meerderheid kunnen besluiten.

De inhoud van de tenlastelegging moet overduidelijk herleidbaar zijn tot een wettelijke verbodsnorm mét strafbedreiging, waarbij artikel 44 van het Wetboek van Strafrecht strafverzwaringen mogelijk maakt indien de dader ambtenaar is of was. Dan moet de tenlastelegging feitelijk onderbouwen dat de te vervolgen volksvertegenwoordiger een bijzondere ambtsplicht heeft geschonden of bij het begaan van het feit gebruik maakte van macht, gelegenheid, of een middel hem door zijn ambt geschonden. De Koning kan ook besluiten dat hij een dergelijke vervolging wil initiëren. Niet het Openbaar Ministerie. Maar de dienaar van de Kroon die op dat moment gaat over Justitie-aangelegenheden.

Ik moet erkennen dat tegenwoordig niet duidelijk meer is, wat die aangelegenheden dan allemaal wel kunnen zijn, want transparant is het kabinet op dit punt de laatste jaren niet geweest. Bij de kabinetsformaties-Rutte is er te vaak, te veel en veel en veel te wollig omgesprongen met de talige definities van de diverse portefeuilles die onder bewindspersonen zijn verdeeld. Het is onwaarschijnlijk dat het Openbaar Ministerie dit vervolgingsbesluit tegen een Tweede Kamerlid heeft genomen zonder voorafgaand gepointeerd en gedetailleerd overleg met de demissionaire minister van de Justitie-portefeuille. De voorzittend Procureur-Generaal van het College van Procureurs-Generaal heeft daarover uitvoerig met haar gesproken. Deze materie ligt immers politiek zeer gevoelig, want de vervolgingsbeslissing raakt eens te meer de scheiding der machten, de trias politica, net zoals in de eerste vervolgingsbeslissingen tegen het Kamerlid Wilders.

Waarbij soms dat Kamerlid buiten vervolging werd gesteld, ook al was er een aangifte gedaan of een klacht – of soms een banjir van klachten, tevoren gemultipliceerd en kennelijk onder belanghebbenden rondgedeeld – ingediend. Of een procedure was voorafgegaan waarbij bij het Hof in wiens ressort de vervolging zou moeten plaatsvinden een klacht was gedaan terzake van het kennelijk niet-willen-vervolgen van het betrokken Kamerlid wegens discriminatie in de zin van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht. Dat was in de zaak Wilders II (dit Kamerlid is meermalen in aanmerking genomen door het Openbaar Ministerie als verdachte voor een strafvervolging wegens rassendiscriminatie) wel het geval geweest.

In die zaak waren bij het Hof Amsterdam verschillende klachten ingediend omdat het Openbaar Ministerie Wilders toch niet had willen vervolgen uit hoofde van “gronden aan het algemeen belang ontleend”. Het Hof had toen ineens wel de vervolging gelast en zelfs een uitvoerige tenlastelegging geformuleerd in de beschikking waarin het Hof het Openbaar Ministerie gelastte tot vervolging over te gaan, voorzien van een principiële motivering. Een heel uitzonderlijke proceshandeling, die beschikking. Want meestal geeft zo’n Hof niet een uitvoerige gemotiveerde opdracht mét een uitgewerkte, vrij precies, tenlastelegging. Een merkwaardige beschikking dus.

Die was opgesteld door de raadsheer in dat Hof en die Kamer die de beschikking sloeg, Prof Mr Dr T. Schalken, die op de verrekijk in veel praatprogramma’s niet verheelde dat hij in de redactie alleszins een werkzaam aandeel had gehad. Alles reden om te veronderstellen dat de Voorzittend Procureur-Generaal ook thans in de zaak tegen Van Meijeren uitvoerig verslag deed aan de minister, uiteindelijk Hoofd van het Openbaar Ministerie en dus politiek verantwoordelijk voor vervolgingen. Er zal wel geen officiële oplegnota voorhanden zijn betreffende die aspecten die deze materie uiterst gevoelig maken. Maar omdat de Voorzitter zich zal willen indekken, zal er wel degelijk een rapport ergens sluimeren, op Parket en op dat Ministerie. Ik ga in een aantal Blogs eens na wat die aspecten nu toch wel zouden kunnen zijn. Zeker nu.