Goor vereenzaamt. Dat is de schuld van de Staat der Nederlanden. Het Plein is bijna niet meer aannaderbaar vanaf de HORECA-zijde. Er staat daar een dicht haag van stoelen voor de terrassen. Deze meubelen zijn vernuftig aan elkaar verbonden door listig verborgen kettingen of metaaldraden. Zulks tegen diefstal. Want er zijn echt mooie rotan-stoelen bij. Aan de andere kant van Het Plein, waar het parlement zijn praathuis heeft, staan nu hoge hekken en schuttingen in verband met de restauratie van het Binnenhofcomplex. Het gevolg hiervan is, dat jonge meiden die hogerop willen Het Plein vermijden in de ochtenduren, wanneer de Haagse Boekenmarkt wordt opgebouwd.
Ze kunnen niet vanuit de Korte Pooten diagonaal doorsteken naar de Grenadierspoort en het pleintje vóór Het Torentje waar het land wordt bestuurd. Normaliter staan daar ook camera’s opgesteld en houden reporters hun microfoonbarrage gereed omdat de bewindspersonen daar meestal wel even inhouden en zich verspreken. Dat gebeurt nu niet op die plaats. Al bezondigen de regeringspersonen zich aan versprekingen natuurlijk net als anders. Maar dat gebeurt nu inpandig bij het vestibulegebouw dat leidt naar de Tréveszaal. Daar mogen niet-aangekondigde meiden niet binnen.
Ze kiezen nu soms de route naar de Bezuidenhoutse weg, omdat daar ook versproken wordt in verband met demonstructies van Ukraïners en aanhangers van Putin. Ook daar komen wel bewindslieden voorbij, maar minder hoge. En ze worden dáár gek genoeg niet meteen gespot tussen de stromen treinreizigers die het centraal station regelmatig uitbraakt. De meiden kunnen deswege daar niet goed in beeld komen. Het is voor Goor de doodsteek. De Bezuidenhoutseweg oordeelt Goor voor hem in het vroege ochtend-uur te ver weg, mede omdat de mistbanken van de Koekamp op de paden daarheen te lang blijven hangen. En Goor heeft blote voeten in het schoeisel van hoge kwaliteit. Houdt u daar wel rekening mee?
Verder is het zo dat de boekenkraampjes op Het Plein nog slechts vier in getal zijn. Er staan verder geen uitstallingen met uitzonderlijke aanbiedingen, geen merkwaardige tassen, geen namaak-bontkussens en geen kunstvoorwerpen van echt gips. Of schoenen voor een prik die het ook aan damesvoeten best nog doen, als je maar weet te combineren. Wat rest zijn de fluimende, rochelende, niezende, spoegende landlopers die denken dat ze intellectueel zijn. Daar komt Goor, men houde het hem ten goede, voor zevenen in de gure ochtendstond, zijn nest niet voor uit. Later op de dag ziet men hem nog wel surveillerend rondlopen, maar dan heeft de landerigheid de dag reeds vermeesterd.
De meiden zijn elders, de mogelijke binken óók. Maar zó gaan de dagen tandenknarsend tergend langzaam om. Een oude eenzame man, die het leven gans overschouwt en menige wijsheid snaaks voorhanden heeft, kan zo zijn spitse parlando’s niet kwijt aan de pittige meiden van Jamin. Daar houdt die Kaag geen rekening mee, terwijl ze toch nieuw leiderschap beloofde met een menselijke maat. Rutte duidt Goor het niet euvel. Die wordt tóch secretaris-generaal van de NAVO, als Jensen zijn betere kantoorbaan te pakken heeft en nog temender Noors Engels kan gaan spreken. Een minister-president hoort rekening te houden met de verwachtingen die het volk mag koesteren. En Kaag heeft die ambitie. Dus wat let haar? Dat is wat Goor zijn eigen afvraagt.