Goors staatkundige colleges aan het Voorhout

Altijd staan er verbijsterde toeristen bij het Thorbecke-monument aan het Voorhout. Ze staan er gewoonweg te wachten totdat Goor arriveert. Zodat Goor kan uitleggen, wat of dat het allemaal is. In het Engels dat ook Rutte, onze premier, zo overduidelijk uitserveert als hij Putin de oorlog verklaart met betrekking tot diens interventies in de Ukraïne. Joe nouw wat of ik mien. It is straiking dat wie al understand it as it is en notting else, wen ai warn tat de Heeg flegs it for die lest taim. Zo hoort ook Thorbecke eens, zij het dan wel erg laat, wat hij bedoeld heeft in het Denglish, het beruchte Dutch English, dat ook in de Verenigde Naties meerdere malen zulke treffende misverstanden (diskomminiekeesions)  heeft veroorzaakt sedert de tijden van Gerbrandy, de oorlogspremier.

Het onbegrijpelijke Thorbecke-monument aan het Lange Voorhout

Het beeld is gemaakt door de Brit Thom Puckey. Thom weet niets van de Nederlandse geschiedenis. Dat wil Thom ook zo houden, net als de vice-voorzitter van de Raad van State met de gelijkluidende naam. Anders dan velen denken, kijkt Thorbecke niet naar het torentje aan de Hofvijver, waar sedert enige tijd de Nederlandse premiers het land beogen te besturen, een fictie die ze illusieloos blijven volhouden. Nee, Thorbecke kijkt naar het torendak van het trappenhuis dat oorspronkelijk de verdiepingen van de stadsherberg “Le Vieux Doelen” met elkaar verbond via een aparte opgang, die tochtvrij was. Dat was belangrijk, dat zulk een trappenhuis niet tochtte.

Want de logementskamers werden warm gehouden via houtvuren in open haarden die moesten trekken op hun eigen, aparte schoorstenen. Een trappenhuis in open verbinding met die kamers ging, geheel onbedoeld en zeker onbeoogd, werken als schoorsteen. De vuren kregen langs dat huis hun zuurstof toegezogen. En niet via de schoorstenen in de kamer in de schouwen boven de stookplaat. Dat kon niet alleen een enorme rookontwikkeling inpandig veroorzaken, maar ook een soort aanzuiging van vurige sintels dóór de gangen naar dat trappenhuis. Menige Haagse stadsbrand is zo sedert de middeleeuwen, toen Den Haag steeds meer stenen huizen kreeg in deze wijk rondom de Hofvijver, onbeheersbaar uitgeflakkerd.

Het trappenhuis werd daarom, op basis van de stadsvoorschriften over brandwering,  via stenen gangen en anti-tochtdeuren daaraan belendend, afgeschermd. Op de traplantaarn kwam een apart torendak met luiken om te kunnen luchten, want stinken deden die zelden geluchte huizen enorm. Maar het ging er vooral om, om luchtdicht af te kunnen sluiten. Thorbecke heeft wel gelogeerd in “Le Vieux Doelen”. Als hij met de stoomtrein uit Leiden kwam op dinsdag. Dan ging hij daarheen. Om zijn valiezen te laten ontpakken. Door de witgejaste stationskruier die de route met hem meeliep. De befaamde witkielen van het IJzeren Spoor. Een rijtuig was de staatsman te begrotelijk. Als hoogleraar werd hij niet echt goed betaald.

In 1848 werd de professor tersluiks aangewezen als de redacteur van ingrijpende grondwetswijzigingen. Door koning Willem II, die overtuigd was dat de revolutionaire stemming van 1848 ook Den Haag zou gaan doorrazen. Thorbecke mocht nu allerlei nieuwigheden invoeren, zoals de politieke verantwoordelijkheid van de ministers jegens de volksvertegenwoordiging. Maar óók de constitutionele garantie van bepaalde grondrechten, zoals die van godsdienstvrijheid. Thorbecke had daarover duidelijke gedachten. Consistent geformuleerd. Maar de elite zag Thorbecke niet zitten. En ook niet staan. Hij was maar de zoon van een kleinere middenstander uit Zwolle.

Thorbecke stond onder dictaat van de oude adeldom van die dagen. Die zat beneden in “Le Vieux Doelen” in de gelagkamer aan de oude bourgogne. Thorbecke was hun potloodje. De jonkheren en graven deelden hem minzaam mee, wat ze wilden toelaten aan vrijheden en garanties. Hij was inderdaad hun potloodje, dat namen deze deftigerds al helemáál voetstoots aan, daar was hij door majesteit vanzelfsprekend voor ontboden. Dan moest Thorbecke het netjes in klerkenhand uitwerken en opschrijven, in een soort zweetkamertje boven onder de nok van het trappenhuis. Hij rende dat trappenhuis maar óp en af. Goed voor zijn conditie. Maar de pest had hij er wel over in. Daarom kijkt hij als gezeten commies achter dat bureau gehinderd naar dat verdomde torentje dat je van daaraf, van dat Voorhout, nét boven de daklijsten ziet uitpiepen. Als je Goor dat in het Denglish hoort uitleggen, dan besef je de wrok van die ouwe Thor. Want zo werd hij na 1853 meesmuilend genoemd.