Gratie gods in staat en samenleving

Wanneer we het kabinet moeten geloven, is deze de-christianisering, hoezeer geen politiek einddoel, toch als bijvangst van de secularisering van de maatschappij overduidelijk een dominant verschijnsel geworden in het publieke domein. Overigens is niet zo heel erg duidelijk wat met dat domein bedoeld wordt. Kennelijk alles, wat vóór de particuliere voordeur of tuinhekje ligt, te beginnen met het trottoir. De openbaarheid is neutraal. En dat is goed, aldus (ex)minister Ingrid van Engelshoven die onder meer gáát over het onderwijs, de cultuur en de wetenschap. Daarom is openbaar onderwijs in beginsel neutraal, want alleen zo komt door het onderwijs het “beste in mensen naar boven”. Alleen zo krijgt iedereen gelijke kansen. Alleen zo kan iedereen zijn talenten ontplooien. Alleen zo kan ieder zichzelf zijn.

Dat is immers goed. Waarom dat zo is, wordt verder niet toegelicht, maar dat is Ingrids principeverklaring ten aanzien van haar departementale missie. Er lijkt weinig op af te dingen, zoals ook weinig valt te verwrikken aan de stellingname dat men van mooie muziek houdt maar dat men lelijke als niet om aan te horen verwerpt. Die lelijke muziek mag daarom ook niet gesubsidieerd worden. Christelijk is niet-neutraal. Dat staat ook via de onderwijswetgeving als een paal boven water: het befaamde en ook wel beruchte onderwijsartikel 23 uit de grondwet gaat er vanuit dat christelijk onderwijs niet kan behoren tot de zorg van de overheid en dat daarom die overheid wél kan subsidiëren, maar het niet tot haar taak kan rekenen het te verschaffen. In 1917, toen dat zo geformuleerd werd, was iedereen dat duidelijk. Daarmee bedoelde men niet, dat die overheid onchristelijk moest zijn.

De kerststal in breder perspectief met de koningen

Wat men er wél mee bedoelde, was eigenlijk ook nog steeds in geheimzinnigheden verwikkeld en dat wilde men zo houden. Daarin is men geslaagd. De wet waarin de gelijkstelling van het bijzondere – christelijke – onderwijs aan het openbare, neutrale,  wat de subsidiëringsmaatstaf betreft werd geborgd was een compromis, waarvan de tekst onaantastbaar was. Die wet werd uiteindelijk getekend door het staatshoofd Wilhelmina, die in de aanhef deed blijken dat zij Wilhelmina, bij de gratie gods koningin der Nederlanden  was. Wilhelmina heeft herhaaldelijk doen blijken hoe belangrijk zij die verwijzing naar gods tussenkomst vond in het wetgevingsformulier. Zij verwierp de gedachte – zoals haar koninklijke voorgangers – dat zij de macht om wet te geven had krachtens de wil van het volk.

De gedachte van de volkssoevereiniteit verwierp ze met kracht. Zij regeerde krachtens toelating van het scheppend opperwezen, dat óók Willem I had aangeroepen bij zijn inhuldiging in 1813 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. En welke god dat dat was, was ook niet voor discussie vatbaar. Dat was de Nederduyts Hervormde god die ook Willem van Oranje, de vader des vaderlands, in 1575 had ingeroepen bij de aanvaarding van zijn ambtelijke aanstelling als stadhouder over de gewesten Holland en Zeeland in de merkwaardige toekomstige Republiek van de Zeven Verenigde Provinciën. Hij was nu “Hoge Overheid”. Hij oefende de soevereiniteit uit. Hij kon daarom wetsbesluiten slaan. Omdat die god hem dat gunde.

Die god was zeker niet Allah, het was ook niet de god van Rome en bepaald niet die van Luther. Het eerste had best gekund. De opstandige geuzen waren lid van een defensieve alliantie met de Ottomanen, echte heidenen die Allah aanbaden. Willem wilde niet in details treden. Daar kwam alleen maar, zoveel was wel zeker, gedonder van, want of bijvoorbeeld Van Oldenbarneveldt, een ambtelijk assistent in het landsbestuur, in dit opzicht wel helemaal zuiver op de graat was en niet veel meer zag in de god van Luther, dat wist Willem nog niet zo net. En die Van Oldenbarneveldt had hij nog deerlijk nodig. Neutraal, dat wilde Willem niet zijn. Niet in godsdienstig opzicht. God had hij nodig bij de legitimering van zijn “Hoge Opperigheyt” en dus riep hij hem aan. Dat deed Wilhelmina dus ook toen zij wettelijke voorzieningen trof voor neutraal en confessioneel onderwijs. Logisch is de geschiedschrijving nimmer. Daar was u al achter.