Komend uit het Zuiden was ik nog niet bekend met het fenomeen van de wat gefrustreerde hogere ambtenaresse die het eigenlijk heel best heeft gedaan ambtelijk gezien wat schaalontwikkeling betreft, maar ineens op middelbare leeftijd erachter komt dat er geen vent aan haar zijde staat die de zwarigheden van het aldagelijks bestaan mildert, of, kan het zijn, van haar af neemt. Er is soms wel een vent. Maar die heeft ze dan kundig in essentie ontmand, zoals de kruisspinvrouw zulks doet bij de paring in het web. Of er is géén vent. En er kómt er ook geen. Nooit meer. Want de vrouw in casu staat aan de verkeerde kant van de veertigjarige leeftijdslijn. En ze is te hoog, weet alles veel te goed. Zulke vrouwen bleken er bij de Hoge Raad bij de vleet te zijn. Wist ik veel? Neen. Ik weet niet veel. Hetty zat in een prachtige kamer op de piano nobile in het oude Hollands neo-renaissancistische gebouw aan het Plein.
Ze kende de cassatietechnieken op haar duimpje. Was zeker van een geborgd pensioen. Werd eigenlijk gekoesterd als een reliek uit een verleden, waarin een gerechtsauditeur zo zeldzaam was dat de ambtenaar met die rang heel wat privileges genoot. Met de mogelijkheid van een koninklijke onderscheiding, want dat is in Den Haag ontzettend belangrijk. Hetty zou er zeker een krijgen, daar ze kleur- en vlekkeloos constant keurig gepresteerd had, prachtig in de pas liep en doorweven mantelpakjes droeg, nooit onvertogen was op recepties en steeds de derde sherry afsloeg. Maar ongelukkig mijnheer. Haar gezicht vlekte ervan. Ze besloot ook, dat ik bleu was. Moeders eigen jochie. Ik kreeg dus rap een uitnodiging om naar Theater “Pepijn” te gaan, waar Paul van Vliet destijds nog fleurig excelleerde.
Ik ging graag mee, want in die achterkamer aan de Amalia van Solmslaan wilde ik niet echt veel wezen. Het was gezellig. Ik vond Freule Hetty een aardige dame. Zulke geserreerde vrouwen die precies weten wat waar hoort, die vind ik ook nog steeds leuk. Ik kwam dus niet op de gedachte, dat deze Hetty wel eens meer in mij zou kunnen investeren dan alleen een gezellig avondje. Want ze was veertig. Dat vond ik een bejaarde destijds. Een hele mevrouw met een handvat. Nu was Hetty, dat wisten we wel, wel eens gauw van haar aperepoo, zoals de Hagenees pleegt te zeggen. Hetty kwam de stadsbus uit. Bij het Plein. En laat nu ineens de enorme band bij de uitgang barsten. Ontploffen. Boem, knal. Hetty was volkomen de draad kwijt. Moest naar het Ziekenhuis Johannes de Deo gebracht worden. Zou voorlopig met verlof blijven.
Ik wou sociaal wezen. Organiseerde de collecte voor een bloemstuk. Ging naar haar eenenveertigste verjaardag. Gaf haar een halsketting, waarvan hier voren al sprake was. Ai, ai. Het bewijs was dus ineens geleverd dat ik mijn leven wel delen wilde met deze Hetty. Dat begreep iedereen nog wel. Zelfs Harry de Niet. En op diens cyniek kon je doorgaans bouwen. De ketting was dus een huwelijksaanzoek. Dat vonden vooral allerlei vrouwen bij de koffieautomaat in de bibliotheek. Belofte maakt schuld. Dan moet je maar geen kettingen geven. Aan dat soort vrouwen dan. Misschien wel aan andere zondaren in dit ondermaanse. Maar echt niet aan vrouwen die de dorre steppen van de overgangsjaren zien naderen. En als bewijs daarvan al een zeker lichte beharing op de bovenlip vertonen, die zichtbaar wordt als de zon speelt door de gebrandschilderde ramen boven gezegde koffiezetautomaat.
Dat komt je duur te staan, die ketting, Die geste. Er waren immers meteen twee kampen. Bij die automaat. Gerard heeft iets beloofd. Hij heeft zich gebonden. Hij moet dat nakomen. En de andere partij die stond te barsten van het lachen bij mijn bedrukte gezicht. Dat waren vooral mannen die niet voor één gat te vangen waren. Maar daar hoor ik niet bij. Nooit geweest ook. Het scheen dat ik ging hangen. Tenzij ik mannelijke wederstrevendheid zou tonen. Er werd nu gewed door de fiscale specialisten welke kant het balletje op zou rollen. Soms kan het zelfs bij de Hoge Raad spannend zijn. Dat had ik toch weer bereikt. Ik stond aan de vooravond van een zinderende vete. Tussen de kerels die maar deden. En vrouwen die de beste jaren van hun leven hadden opgeofferd aan illusies die kerels als wortelloof op leidingwater weten te doen wassen. Wie zou gaan winnen? Daarover wil ik u niet in het ongewisse laten.