Op een zekere zaterdagmorgen, tijdens de lessen waarin wij geacht werden Virgilius’ Aeneïs, het langdradige, ritmische, heldendicht over Rome’s grootheid te vertalen à vue, stokte de leraar Latijn ineens terwijl hij stampend met de stok de hexameters had bijgeklopt op de schuchtere voordracht van de leerling die de beurt had. Deze lessen vonden plaats in de ochtend in een totaal ledig schoolgebouw. Want de HBS-ers en de HAVO-klanten hadden op de zaterdag reeds geen lessen meer. Ik vond die ochtenden prachtig. Een voorrecht. Totaal uitgestorven waren de enorme lange tochtige gangen, je hóórde de grote kastanjebomen op de cour ruisen en de vogeltjes kwinkelieren. En Virgilius was de toonzetter geweest van een heroïsche geschiedenis vol verheven geesten, die hooggestemde staatkundige doelen hadden nagestreefd. Romeinen waren uitzonderlijke practici geweest die goed konden koloniseren en besturen, zo leerden wij, en die vooral in de rechtswetenschappen hadden uitgemunt bij hun maatschappij-opbouw binnen een ontzagwekkend imperium. Dat hadden ze moeiteloos geregeerd.
Totdat de botte barbaren, de Teutonen vooral, dat allemaal waren komen verschteren. Dat soort heilsgeschiedenissen waren aan mij besteed. Wel had de leraar in het begin van deze lessen er nadrukkelijk op gewezen dat Virgilius van “de jongensliefde” was geweest. En wat wij daarvan vonden? Het was doodstil gebleven. Ik weet niet waarom. Drukkend was dat geweest. Ook al keek die leraar uitnodigend in het rond. Ik begreep er geen bal van. Vermoedelijk veel van de anderen evenmin. Al waren daaronder drie geweest die homofiel waren. Maar daar had ik destijds nog nooit van gehoord. Nu had tevoren die eigenste week in het Eindhovens Dagblad gestaan dat tijdens de pauzes op onze school in heroïne werd gedeald. Niet op de cour, de speelplaats zal ik maar zeggen, zelf, maar buiten op de trottoirs. Daar mochten de vijfde en zesdeklassers hun sigaretjes roken en daar kwamen ook aanbieders van dat rookgerei. Die ventten ook chocolade, pepermunt, en, ach here, alcoholica in flesjes uit die men in de zijzak van het ribfluwelen safaripak kon frotten. Dat was bekend. Er scheen niets tegen te doen te zijn.
Maar nu had een onderzoeksjournalist waarachtig kunnen vaststellen dat er ook heroïne werd gesleten tegen woekerprijzen. Dat baarde opzien. De school gold als degelijk en zelfs conservatief. De ouderraad was geconvoceerd. Hij had zich verontrust betoond. De rector beloofde actie. Dat alles scheen onze leraar bezig te houden. Want hij stelde ineens vast, nadat de laatste hexameter van die ochtend stotterend was uitgekraamd, dat heroïne helemaal geen kwaad kon. En, nu hij toch bezig was, seks evenmin. Goeie seks, dan. Dat was ook gezond. Hij had al eerder inquisitief geïnformeerd wie er deelnam aan bepaalde sessies in het veelbesproken fietsenhok dat geacht werd een waterscheiding te weeg te brengen tussen de jongens- en de meisjesafdeling. En dat in deze moderne tijden gebezigd werd om het fysieke tegendeel te begunstigen: dat was aantoonbaar nadat een jongen als eerloze schelm was weggezonden van school omdat hij een meisje van de HBS had weten te bezwangeren in dat hok.
De rector had ons bewogen toegesproken en gerept van een schandvlek op het blazoen van de inrichting die voer onder de schutse van een patroon die de Christenjeugd juist tot reinheid had aangespoord. Dat had een nauwelijks onderdrukt gegniffel te weeggebracht onder de jeugdige toehoorders. Het meisje in casu placht in een soort kardinaalsgewaad rond te banjeren, laatdunkend neerziend op de hitsige gymnasiasten, maar zo nu en dan via een enorme split toch een buitengewoon aantrekkelijk been tonend als de surveillanten in tegenovergestelde richting patrouilleerden. De naam van dat kind was dan ook op ieders lip. En méér dan dat, heb ik later mogen vernemen. Maar destijds gold ik terecht op dat punt als incommunicado. De leraar op die zaterdagochtend gooide dus een visje uit.
Maar geen rimpeling in het oppervlak verried dat hij beet zou kunnen hebben. Later, bij het uitgaan van de school, bleek uiteraard het tegendeel: iedereen wist ineens hoe gezond seks was en vooral hoe zulks in praktijk ware te brengen. En ook heroïne bleek een stof die een ieder die er toe deed ter beschikking had, naar believen zelfs. Dat ik daartoe niet behoorde, nu, dat behoeft geen nader betoog. Aangezien mijn banden deze keer niet waren leeggelopen tijdens de pauzes, slingerde ik mij moedeloos in het zadel en trapte krachtig aan op Strijp, dat kwartieren uurs elders lag. Een tocht naar Canossa die mij deerlijk tegenlag.