Die verstekprocedure werd vanaf 1993 inzet van heftige debatten in de UN PrepCom voor de oprichting van het Internationale Permanente Strafhof. De Franse Code d’Instruction de Procedure Criminelle zoals gecomponeerd op last van Keizer Napoléon I kende dat verstek ruimhartig. De reden was, dat Napoléon ronduit een rigide politiestaat wilde vestigen in zijn rijk. Hij had genoeg van alle revoltes naar de terreur van Maximilien Robespierre in 1793. Hij zag een volledig gedestabiliseerd staatsapparaat. De ambtenaren durfden bijna niets meer op vreze van iets anti-revolutionairs te doen, de middenstand vertrouwde niet meer op de publieke geregelde staatshuishuishouding. Alleen het besef dat Frankrijk inmiddels omsingeld was door de conservatieve krachten tegen het soevereine volk — overigens ook weer een van iedere feitelijke grondslag verstoken fictie, dat beseften de politici te Parijs maar al te goed — zorgde nog voor enige interne samenhang.
Iedere staatkundige tinnegieter kon op ieder moment weer een nieuwe heilloze volksbeweging uit de grond dampen. Er waren altijd wel bevlogenen en opportunisten die achter een nieuw verrafeld vaandel wilden aanmarcheren op hope van nieuwe kansen, vette ambten, onteigeningen te eigen nutte, verbeurverklaringen van haves en goederen en ongebreidelde inbeslagnames ten laste van traditionele instituten waarbij de Gallicaanse kerk steeds weer nieuwe perspectieven bleek te kunnen bieden. Het moest stoppen. De Keizer koos voor ontneming of ontzegging van de baaierd van grondrechten die bedacht waren in de loop der gewelddadigheden en de willekeurige uitoefening ervan ongeacht de middellange termijneffecten ervan. Het strafrecht was een beproefd middel, mits het bij de tuchtigingen die het kon voltrekken korte slagen kon maken, met grote pakkansen en effectieve bijkomende onbeperkte maatregelen.
De Keizer had een boef in dienst die daarin gebleken was te excelleren: de heer Joseph Fouché. Hij had een beruchte reputatie met onderdrukking van overheidswege van opstanden — welke dan ook. Hij plunderde, roofde, gijzelde, detineerde en richtte burgerwachten op, alles opdat de Keizer de beschikking zou krijgen over bestendige financiën in het inmiddels berooide Frankrijk. Hij leidde een ‘witte terreur” waarbij het bezigen van executoriale titels gewezen in absentia duchtige instrumenten bleken. Verstekbeslissingen, dus, waarbij nauwelijks aandacht werd besteed aan de vraag of de vervolgde zich op de hoogte had kunnen stellen van de aard en strekking van tegen hem aanhangige procedures. Tijdens de restauratie van het Huis Bourbon na 1814 werd de verstekprocedure een systemisch onderdeel van de politiestaat die ook de Bourbons prolongeerden zij het dat meer aandacht werd gegeven aan de betekeningsvoorschriften betreffende de dagvaardingen, oproepingen en gerechtelijke medebrengingen.
Hubert Légal was, toen ik PrepCom-lid was voor Nederland, hoofd van de Franse delegatie. Ik heb lang gedacht dat Hubert anders heette dan hij werkelijk heette. Ik dacht dat de Angelsaksen hem zo noemden omdat hij zo verschrikkelijk legalistisch bleek te zijn. Het legaliteitsbeginsel figureerde werkelijk in iedere interventie van Hubert. Maar de Nemesis der Geschiedenis heeft rare fratsen in voorraad. Bij de Haagsche Tweede Vredesconferentie zond Keizer Wilhelm een Legationsrat mee die luisterde naar de wanluidende naam Von Kriege. Ik heb ook altijd gedacht dat Virginia Cowles die ’s Keizers strapatsen uiterst beeldend literair schilderde in haar “The Kaiser” in 1960 ook die familienaam verzon om de absurditeit van de Duitse diplomatie uit die tijden gestalte te geven. Ik ben pas later van mijn dwalingen bekeerd. Maar niet verschoond, want onoverwinnelijk waren ze geenszins.
Hubert introduceerde voor de Angelsaksen de voordelen van de verstekprocedures, knarsend rangerend over de railvorken die Fouché destijds had aangelegd. Hubert deed dat in idiomatisch correct, doch ouderwets Engels met een uitspraak die erg deed lijken op die van Inspector Clouseau uit The Pink Panter I, II en III. De rijen experts begonnen al te ginnegappen als Hubert het naambordje France perpenducilariseerde op de desk van zijn rij. Zijn rode microfoontje floepte aan. En Hubert werd ook rood. Dit werd lachen. Dat zag Hubert. En hij blokkeerde bij het uitserveren van zijn technisch en genuanceerd pleidooi voor de verstekprocedures in het belang van de supranationale justitie. Men nam Hubert niet serieus meer. Maar men bleef natuurlijk beleefd. Het droeg veel aan je levensvreugde bij als je de Chinese vertaling hoorde van Huberts colleges. Nederland bood benard Frankrijk steun in de volgende zeven jaar. Maar veel werd niet bereikt. De Engelsen leunden superieur achterover terwijl Hubert weer eens verstrikt raakte in een te Voltairiaanse samengestelde volzin. De stiltes waren nauwelijks meer betekenisvol. De rondborstige luitenant-kolonel van de USA militair-juridische dienst maakte er vervolgens rauwelijks gehakt van. Wellicht dat daarom het verstekprincipe niet echt goed meer uit de verf kwam. Ook niet in Rome.