Jurisdictiekring ICC IX

Bij Resolutie 1192 werd de Libische regeringsleider Moammer al-Quadhaffi (de westerse spelwijze van deze naam divergeert nogal) verzocht om in het belang van de internationale gerechtigheid twee bij name genoemde agenten van de Libische Geheime Dienst uit te leveren, niet aan een Westers land – dat zou beslist uit prestigeoverwegingen een brug te ver zijn geweest – maar aan de collectieve veiligheidsorganisatie VN. Dat was een vergaand verzoek, want deze leider werd dus geacht stamverwanten over te leveren aan een vreemde, maar wellicht niet buitenlandse, jurisdictie. Met dat laatste wordt gedoeld op een rechtsmachtentiteit waaraan eventueel ook Libië zelf zou deelnemen of een substituut van die staat, door Libië aan te wijzen, mogelijkerwijs na arbitrages van entiteiten die Libië zou willen erkennen.

De VN zocht naar alle mogelijkheden om al-Quadhaffi een gezichtsverlies binnen de Organisatie van Afrikaanse Staten te besparen enerzijds en om anderzijds Nederland in staat te stellen als gastland volkomen neutraal te faciliteren mocht het toch tot een Schots Hof komen, zetelend in dat polderland. Een Hof dat dus nationaal recht zou blijven toepassen. Waarbij het tot richtpunt zou nemen dat de opgeëiste personen handelingen hadden verricht geschikt en geëigend tot aanmerkelijke gevaarzetting van de onschendbaarheid van de interstatelijke burgerluchtvaart. Een rechtsbelang waarin óók Libië deelde.  Want het had steeds ook de Luchtvaartconventies ondertekend en geratificeerd waarin die onschendbaarheid was erkend als universeel rechtsgoed, dat bescherming via strafbedreigingen waardig was. Yeopardising the integrity of the security of civil aviation.

Dat was de geijkte, wat wormstekige vertaling in VN-Engels van het in het geding zijde universele rechtsgoed, dat genoemd werd in de non-papers bij de explorative talks. En dat ook werd gedefinieerd in deze resolutie. Het zou dus niet gaan om de onschendbaarheid van USA-nationalen of Britten of zo in het buitenland conform de koloniale conventies van Berlijn bij de verdeling van de rechtsmachtssferen van de imperialistische mogendheden. Daar hadden de Afrikanen nu echt de zakken van vol en dat brachten ze ook steeds krachtig tot uitdrukking. De rechtsmachtkring van het Hof zou op dat universele belang afgestemd worden en in conformiteit zou de tenlastelegging worden opgesteld. Nederland zou als zaakwaarnemer ten behoeve van dat belang optreden en zich dus buiten allerlei discussies houden over de onderzoeksthemata die de Schotse rechter tot de zijne zou kunnen maken op grond van de tenlasteleggingen.

Nederland zou ook niets mogen vinden van de redelijkheid van de verdenkingen die aan die tenlasteleggingen en introducerende dagvaardingen ten grondslag zouden liggen. Het zou dus zich dienen te wachten voor waarderingen dat deze stukken dienden ter doorontwikkeling van de internationale rechtsorde en dat, om maar eens iets te noemen, nu eindelijk eens een onduldbaar negatief jurisdictieconflict zou worden opgelost. Zo’n conflict bestaat als er eigenlijk wel een collectief interstatelijk rechtsbewustzijn is dat een handeling strafwaardig is, maar geen staat is bij machte effectieve rechtsmacht te ontwikkelen. Herinner wat over het bijvoeglijk naamwoord “effectief” in de voorgaande blogs in dit verband is gezegd.

Dat zou dus een zekere ascese impliceren van de verantwoordelijke Nederlandse bewindspersonen, wanneer de overdracht van de twee opgeëiste personen binnen de Nederlandse territoriale rechtssfeer zou hebben plaats gevonden. En dat zou beslist moeilijk op te brengen zijn. Vooral omdat Tony Blair, de uiterst populaire, charismatische en ook populistische Britse premier alles zou doen om met deze hoogst ingewikkelde constructies nopens overdracht, rechtsmacht en onderzoeksthemata meteen op de Britse verrekijk te verschijnen om den volke kond te doen dat hij, en alleen hij, hier gescoord had, dat hij Nederland had aangewend in het belang van de dierbare wereldvrede als willoos werktuig.  Zoals dat polderland volgens Whitehall zich ook behoorde op te stellen jegens Londen.  En dat Washington lekker het nakijken had gehad. Kortom: ”Brittannia rules the waves”, zoals Margareth Thatcher óók altijd te onpas meende te kunnen debiteren.

De Libische regeringsleider zou daarbij wisselgeld mogen incasseren. Nelson Mandela ried hem, zijn Afrikaanse broeder, aan, te dezen te handelen met de wijsheid van de Hadji – nooit weg – en deed ondershands voorkomen dat al-Quadhaffi zeker kon zijn van het voorzitterschap van de Organisatie van Afrikaanse Staten. Hetgeen nadien ook bewaarheid werd. Terwijl ook vele handelsembargo’s ten laste van Libië ongedaan werden gemaakt. De VN zou een vliegtuig huren. Ze zou dit omcoaten in VN-kleuren met de bijbehorende emblemata en registraties. Dat zou de opgeëisten transporteren naar een Nederlandse luchthaven. Op het aller- allerlaatste moment op te geven door Nederland.

Dit vliegtuig zou aldus gelden als VN-territoir. Dus ook na landing zouden de opgeëisten juridisch niet in Nederland zijn. Dat zou pas gebeuren als de gezagvoerder de deuren zou doen ontgrendelen en de vliegtuigtrap contact had gemaakt met de Nederlandse grond. Daar zou als een ontvangstcomité een officier van justitie staan, die de opgeëiste personen ter fine van doorlevering zou doorgeleiden naar twee helikopters. Dat was ook in een ad hoc-verdrag afgesproken. Deze twee wentelwieken zouden ze overvliegen naar Kamp van Zeist. Daar zou de Schotse griffier de Schotse Vlag doen hijsen en de twee overnemen ter fine van detentie. Dat gebeurde allemaal ook wel, maar niet volgens het beraamde scenario. En de Nederlandse bewindslieden brachten evenmin de afgesproken ascese op.