Kabinet Wilders zonder Wilders

Eindelijk is er, zoals we allemaal dagen lang hebben kunnen vernemen, ten langen leste en op het nippertje een coalitieakkoord dat de vier regeringspartijen uitvoerbaar achten: De Partij voor de Vrijheid (PVV), de Volkspartij voor vrijheid en Democratie en de Boer- en Burgerbeweging (BBB). Men vindt een summier totaaloverzicht op https://nos.nl/collectie/13962/artikel/2520651-dit-zijn-de-belangrijke-plannen-en-voornemens-uit-het-coalitieakkoord.

Het kabinet zal op dit akkoord massale weerstand vinden bij de departementale ambtenarij en bij de rechterlijke macht die alles op alles zullen zetten om het akkoord strijdig te verklaren met de Nederlandse verdragspositie, de verklaringen omtrent de mensenrechten, het Verdrag van Lissabon, en voorts te degraderen tot technisch onuitvoerbaar arrangement. Er is nu bij de coalitiegenoten een soort aanvankelijke euforie, maar die zal gauw verdampen en verbleken.

De genoten willen hobbels nemen die hun wederpartijders, waaronder die ambtenarij en die macht – helaas moet dat aanstonds vastgesteld worden – ontkennen of die zij onontkoombaar verklaren. Zij zullen de nu te definiëren oppositiegroepen in de Tweede Kamer van ammunitie voorzien. Daarop hebben de afgevaardigden Klaver en Timmermans meteen ruimhartig voorschot genomen, breedvoerig van podium voorzien door de NPO, de Nederlandse Publieke Omroep.

Want de NPO ziet zich in haar existentie bedreigd door de forse bezuinigings- en herstructureringsplannen van het te vormen kabinet, dat in ieder geval geacht wordt 100 miljoen te bezuinigen op deze organisatie, die de afgelopen drie jaren niet veel meer maakte van haar wettelijke taakstelling neutraal, onpartijdig, evenwichtig en evenredig te berichten over daden van de regering die zulk een overmatig sterk D66-gehalte bleek te hebben.

D66, dat in bijna alle brisante dossiers een eigenzinnig en onnavolgbaar progressief liberale koers bleef volgen, in de COVID-crises, de stikstofcrises, de klimaatcrises in het algemeen, de gewapende mondiale conflicten in de Ukraïne en de Gazastrook, de barre woningnood voor de middenklassen en ga zo maar door. Wilders zal dit coalitiekabinet vanuit de Tweede Kamer aansturen, dat staat nu vast – premier mocht hij niet worden – en onmiddellijk is ook daarvan gezegd dat zulks de zelfstandigheid van het nog personeel samen te stellen kabinet volledig zal ondermijnen.

Dit, zo heeft de oppositie in verschillende bewoordingen vastgesteld, is in de parlementaire geschiedenis van Nederland voorbeeldeloos. Op deze wijze zal de beoogde voorzitter van de ministerraad, die we tegenwoordig ook wel premier noemen, geen enkel dualisme kunnen ontwikkelen jegens de Kamer: deze voorzitter zal de ledenpop zijn van de onberekenbare Wilders. Dit is in strijd met het Nederlandse constitutionele systeem, een ramp voor het land. Rampen zijn nooit voorspelbaar en nooit onherroepelijk vermijdelijk. Maar uniek, voorbeeldeloos.

Zo is het beslist niet.  In 1918 formeerde monseigneur Nolens voor de eerste keer een volledig confessioneel kabinet. Hij voorzag het van een uiterst nauwkeurig kabinetsakkoord op de uitvoering waarvan hij in de Kamer bleef toezien: Nolens was er bijna alle dagen, achterin, bij het groene rookgordijn van de Balzaal van Stadhouder Willem V. De Eerste Wereldoorlog spoedde ten einde en Nederland stond als voormalige neutrale partij voor ongehoorde moeilijkheden. Het was in de statengemeenschap afgezakt tot paria. De Spaanse Griep flakkerde nog steeds over het land. De Britten zetten hun absolute blokkades voort. Hongersnood dreigde en een revolutie.

Haast was geboden om slagvaardig op te treden jegens de voormalig oorlogvoerende partijen. België wilde Nederland in de veroordeeldenbank en eiste massale annexaties. De Britten wilden de koloniën naasten. Nolens waakte, zag wanneer Ruys de Beerenbrouck, een uiterst aimabele katholieke regent maar niet al te daadvaardig, in de knoop zat. Dan zag men monseigneur midden in de vergadering naar achter de regeringstafel lopen en de bewindslieden raad geven op de hoofdpijndossiers. Steeds weer. Een beetje sfinxachtig.

Maar met gezag, al gold Nolens als ongemakkelijk en ongenaakbaar. Het kabinet Nolens zonder Nolens hielp Nederland er weer bovenop binnen korte tijd, verankerde de nieuwe arbeidswetgeving en beoogde primaire sociale zekerheden. Het actief vrouwenkiesrecht en de gelijkstelling van het openbaar en bijzonder onderwijs. Het was een van de betere kabinetten, dat kabinet Nolens zonder Nolens. Aan abstracte modellen had Nolens maling. En het was ook een geduchte persoon. Zijn fractiegenoten dirigeerde hij door met zijn zegelring op de tinnen inktkoker van zijn tafeltje te tikken. En wijzigden ze niet van koers, dan ontzag hij ze niet: ze kregen het ronduit flink uitgemeten. Dan struikelden ze van het spreekgestoelte. Tot vermaak van de oppositie.