Nee, dán Karel de Grote. Diens confessionaliseringspolitiek is, net als die van zijn karolingische voorvaderen, glashelder. Hij hem vallen geopolitiek en confessionaliseringstactiek samen. Karel verovert, oostwaarts van de Rijn gaande, veel verder dan de Romeinen zich destijds konden voorstellen. Hij vestigt, om zo te zeggen, de contouren van het Heilig Roomse Rijk der Teutoonse Natie. Hij gaat oostelijk van de Elbe onverdroten voort met kolonisering, waarbij hij alle stammen dwingt tot de aanvaarding van het christendom bij iedere capitulatie. De Saksers en Friezen zijn daarbij soms wederspannig. Dan jaagt hij ze over de kling.
Karel stelt de stamhoofden hoofdelijk aansprakelijk, dat hun stam zich zal laten dopen. Daarvoor zijn gestandaardiseerde formulieren beschikbaar die zijn geestelijke klerken bij de doop vóórlezen. Het formulier is tevoren door broeders van de Benedictijnen uitgelegd, meermalen, aan de samendrommende stamgenoten op de dorpsweide. Forsachistu diobolae (Verzaak je de duivel?) & respondeat. ec forsacho diabolae (en hij/zij moet antwoorden:) Ik verzaak de duivel. End allum diobolgeldae (en alle duivelsoffers? ), respondeat. End ec forsacho allum diobolgedae. (hij/zij moet antwoorden: en alle duivelsoffers) end allum dioboles uuercum (en alle duivelswerken?) respondeat. end ec forsacho allum dioboles uuercum and uuordum, thunaer ende uuoden ende saxnote ende allum them unholdum the hira genotes sint (hij/zij moet antwoorden,) en ik verzaak alle werken en woorden van de duivel, Donar en Wodan en Saxnot en al de afgoden die hun gezellen zijn.
De heidense goden worden precies opgesomd. De dopeling zal alleen nog onderdaan zijn van Karel, als hij die goden allemaal, stuk voor stuk, opgeeft. Saxnoot is de god die de Saksen beschermt, hun patroon. Hij krijgt ook de dienst opgezegd. De monnik repeteert te voren met de dopelingen die dit tegelijkertijd moeten opzeggen, ritmisch en duidelijk gearticuleerd. Hapert er één, dan wordt hij eruit gepikt door de soldaten die om de plechtigheid heen staan. Wat is er, vriend: heb je het niet goed dóórgekregen, wat je moet zeggen? Dan mag de lamlendige het nog eens proberen. Maar stottert hij weer, omdat hij Saxnoot niet goed opgeven kan, dan gaat zijn hoofd eraan of krijgt hij een lans door de lendenen. Het brengt een warm gevoel van geloofsbereidheid te weeg.
Is de menigte hoofdelijk door dit candidaatsexamen gekomen, dan komt het moeilijkere deel aan de orde voor de dopeling. Hij heeft nu erkend, wat hij bereid is allemaal niet meer te geloven. Maar wat gaat hij nu voortaan hartgrondig wél geloven tot aan zijn dood? Ook daarvoor wordt proces-verbaal aangezegd met de beul dreigend in het vizier. Gelobistu in got alamehtigan fadaer. Geloof je in god de almachtige vader? Het antwoord moet zijn: ec gelobo in got alamehtigan fadaer. Vervolgens: Gelobistu in crist godes suno. Geloof je in Christus Gods Zoon? Ec gelobo in crist gotes suno. Ik geloof in Christus Gods zoon. Gelobistu in halogan gast? Geloof je in de Heilige Geest? Antwoord: Ec gelobo in halogan gast.
De dichtstbijzijnde kathedraal-kapittelscholen van de bisschop die tevens militair gouverneur in het district is hebben deze lijsten van vragen en antwoord keurig overgeschreven met ganzenveer. In meervoud, voor alle verkenningseenheden één exemplaar, want perkament is duur. Van de Utrechtse kapittelschool is een volledige standaardexemplaar overgebleven, keurig geannoteerd. De meester van de ijverig overschrijvende novieten heeft nauwkeurig de schriften nagezien van de leerlingen: zijn ze geen woorden vergeten, die de magister nadrukkelijk en langzaam heeft voorgelezen, is er niet gevlakt met de ganzenveer bij het dopen in de galnoten inkt, zijn de interpuncties en leestekens overal hetzelfde.
De school te Luik en te Keulen deed het zelfde. En later oostwaarts die van Mainz, Regensburg en Frankfurt óók. Er moet eenheid zijn. De monniken luisteren goed toe naar de murmelende menigte op de gemeine weide en geven sein, dat de doop kan worden gestart, collectief, door besprenkeling met wijwater. In rad latijn wordt de satan als onreine geest nu uit de huiverende Saksische lijven gejaagd en hem wordt gelast de ziel over te laten aan de Heilige Geest, de helper van god de vader.
Die god de vader beveelt dat, spreekt de priester die terzijde staat, en gelast satan en zijn helpers eer te geven aan Christus, zijn zoon, door zich nu onherroepelijk te verwijderen uit deze Saksers. Zij zijn nu geroepen tot fysieke tempels als woonstee van de levende god. Zo weet Karel zeker, dat rechtgelovigheid in ieder rijksdeel verzekerd is in het publieke domein. Want: cuius regio, eius religio. Wiens gebied, diens godsdienst. Dat zal het katholicisme zijn, tot aan de Westfaalse vredes van 1648. Dan zal een andere confessionaliseringstactiek op verdragsbasis worden ingezet.