Milosevíc had overduidelijk zijn verhaal al lang en breed klaar voor ICTY. Hij wilde het vooral hebben over het verleden van zijn geteisterd Servië vanaf de Slag bij het Merelveld in 1389, het Kosovopolje, waarbij de Kroaten zijn christelijk volk hadden uitgeleverd aan de knechting en slavernij van het Ottomaanse Rijk. Hij wilde aantonen hoe zijn krachtig christelijk-orthodoxe volk eeuwen was onderworpen aan de vernederingen van een juk waaronder het had moeten krommen en waarin het bijna geen burgerlijke rechten had. Een Serf mocht in het openbaar geen mooie kleren dragen, geen paardrijden, mocht geen luxe ten toon spreiden – hij bezat daartoe overigens ook in het algemeen de middelen niet – zijn getuigenis in rechtsgedingen werd geacht leugenachtig te zijn en op marktdag hoefden moslims niet contant te betalen bij levering.
Aan het algemene koophandelsrecht hadden zij geen deel, de Serven. Hun onroerende goederen konden zomaar bij willekeur onteigend worden. Milosevíc had meteen gezegd dat hij zichzelf zou verdedigen: hij erkende ICTY nu eenmaal niet als rechtmatig. Bij het Akkoord van Dayton in 1995 in de USA was niet voorzien in een supranationale berechting van mogelijke oorlogsmisdadigers. Het Akkoord voorzag in een territoriale tweedeling van Bosnië enerzijds en Herzegowina tussen Servië en de Federatie van Bosnië en Herzegowina. Daaraan had niemand zich gehouden. Maar die verdeling, daar ging dat Akkoord over. Daarmee hadden partijen definitief uitgesloten dat een internationaal gerecht zou komen dat vervolgens regeringsleiders en militaire commandeurs strafrechtelijk zou aanpakken.
Als dat echt nog een optie was gebleven op 14 december 1995 dan, verdomme, waren daaraan beslist uitvoeringsartikelen gewijd geweest in de verdragstekst, verwijzend naar uitvoeringsarrangementen. Maar dat was niet ter sprake gekomen. Ook niet zijdelings of impliciet. Hij, Milosevíc, was destijds zittend regeringsleider van de Serven geweest – hoe je hem ook destijds zou hebben willen aanduiden in westerse termen – en genoot dienvolgens immuniteit. Hij kon niet geacht worden van deze immuniteit afstand gedaan te hebben. Hij riep daarom als getuigen op de voormalige regeringsleiders: de Franse president Jacques Chirac, de USA-president Bill Clinton, de Britse premier John Major, de Duitse Bondskanselier Helmut Kohl en de Russische premier Viktor Tsjernomyrdin.
Met hen was afgesproken dat de regeringsleiders van de nader territoriaal te definiëren twee staten – Servië en de Federatie van Bosnië en Herzegovina — zouden voorzien in de geografische delineatie-arrangementen waarbij het grensverloop tussen die twee staten zou worden gecartografeerd. Dat zou dan wederom aan de regeringsleiders van de andere staten die getuigen waren geweest en die verdragsintentie hadden gedragen ter goedkeuring worden voorgelegd. Dat zou voor de Serven Milosevíc zijn, naar alle waarschijnlijkheid. Hij kon toch niet geacht worden niettemin met de eigen vervolging voor iets als ICTY te hebben ingestemd? Die intentie was er nooit geweest. Bij niemand van de bij die delineaties belanghebbende partijen.
Het ICTY moest daarom te zijnen behoeve die voormalige staatsleiders dagvaarden. Dat kon hij zelf uiteraard niet doen vanuit zijn detentie. Die was onrechtmatig. Die gaf hem geen vrijheid van communicatie die daartoe noodzakelijk zou zijn. De president van ICTY, de Fransman Claude Jordan, was overigens partijdig. Die was op de hand van Chirac. Die had ook overduidelijk politieke banden met die vent. Aldus Milosevíc, bij tijd en wijle woedend opspringend als de simultaanvertaling te traag doorkwam en hij moest pauzeren of razend als een van de Engelse of Franse varianten ervan overduidelijk niet deugden blijkens het verslag van dat vertaalproces. Voor hem de zeer Britse Judge May, die onderuit gezakt te luisteren, niet verhelend dat hij het lariekoek vond.
Soms geeuwend tijdens het historisch exposé en soms ook afkappend als Milosevíc erg gedetailleerd en breedvoerig werd over het Ottomaanse milletsysteem waarbij geloofsgemeenschappen stelselmatig tegen elkaar uitgespeeld en opgezet werden nadat Istanbul de primaire bezettingen na 1453 had weten te verankeren via de medewerking van degenen die moslim hadden willen worden onder de oorspronkelijke bevolkingen van de Balkan. Milosevíc vond overduidelijk dat May een pias was in zijn rode zijde tabbaard. Dat bracht hij beeldend tot uitdrukking in bewoordingen die een Britse Crowncourt-Judge bepaald niet gewoon was. Schorsing na schorsing volgde. En soms werd de verdachte gewoon toch maar de zaal uitgezet.