Bevelsbevoegdheden

Het Statuut van Rome-1998 gaat ervan uit dat de vraag of iemand een bevelsbevoegde meerdere is ook een kwestie is of kan zijn van de feitelijke overwichtsverhoudingen in een onoverzichtelijke staatkundige situatie, hetzij door binnenlandse ongeregeldheden hetzij door buitenlandse druk uitgeoefend door personen die kunnen bogen op een zeker geweldsmonopolie ontstaan door een feitelijke – soms volkomen toevallige – toedracht of samentreffende factoren. Het is niet direct een vraag die beheerst wordt door juridische staatkundige regelingen. Een voorbeeld.

Colijn tijdens een van zijn radio-redes

Hendrik Colijn en Johannes van Dijck, minister-president onderscheidenlijk minister van Oorlog in het kabinet-Colijn IV van 1936 vinden het absoluut noodzakelijk de lichtingen van de grensbewakingstroepen, samengesteld uit dienstplichtigen in werkelijke dienst voor dat jaar langer in hun afwachtingsopstellingen en kazerneringen te houden aan de liniën, stellingen en grenzen oostwaarts van Nederland. Ze geven daarom een apart bevel uit, houdende dat deze lichtingen nog niet met het buitengewoon verlof zullen gaan, dat hen wachtte nadat zij hun werkelijke oefeningstijd ter vervulling van hun persoonlijke dienstplicht voor dat jaar hadden voltooid. Deze troepen, als “winterploegen” aangeduid, blijven dus vanaf 12 maart 1936 onbepaald  geconsigneerd en worden van gerede munitie voorzien. De bewindspersonen slaan een Algemene Maatregel van Bestuur die ze het Besluit Buitengewone Uitwendige Veiligheid (BOUV) noemen, waaraan alle troepencommandanten bij de veldtroepen onmiddellijk uitvoering geven.

De ministers lichten de volksvertegenwoordiging voorshands niet in. Ze duchten immers paniek, nu al wekenlang de spanningen in West-Europa toenemen. Ze mobiliseren dus niet in technische zin en merken deze handeling ook niet aan als een flankerende dekking voor een komende mobilisatie van de Nederlandse defensiemacht. Het geldt ook beslist geen vóórmobilisatie waarbij de fourageurs, trostroepen — hospitaalsoldaten, keukenpersoneel voor de mobiele voedselvoorziening, genisten voor de aanleg van pontons, bruggen, wegen en versperringen – en verkenningstroepen een afwachtingsopstelling innemen, zulks ter bescherming van de uitrolling van de totale mobilisatie in den lande.

Er is daarom ook geen Staat van Oorlog of Beleg uitgeroepen en de daarmee verbonden waarschuwingstelegrammen worden niet verzonden. Troepen blijven eenvoudigweg waar ze al zijn, krijgen wel instructies, patronen, granaten en kardoezen op scherp uitgereikt, maar zelfs buitengewone treinen worden niet ingelegd en de Oorlogswet-1899 wordt niet in werking gesteld. Het geldt, zo geeft Colijn in zijn beruchte late avond radiorede – om 20.00u op 11 maart 1936 — een preventieve zorgvuldigheidsmaatregel nu Duitsland het Rijnland is binnengetrokken met een macht die nog niet ingeschat kan worden naar omvang en stootkracht. Colijn licht tevoren de pers in. Maar hij geeft niet aan, wat het onderwerp is van deze plechtige regeringsverklaring. Het heet op de frontpagina’s dat “… de minister over beide zenders een korte rede houden (zal) in verband met de internationale toestand.”

Dat baart, wegens de vaagheid, toch onrust. Nederland zit aan het radio-oog gekluisterd. Wat voor toestand wordt hier bedoeld? En wat voor daad wil de regering stellen? Ze is – dat zegt Colijn er natuurlijk niet bij – niet op enige wet gebaseerd. Maar de regering wil er van blijk geven op alle mogelijkheden voorbereid te zijn en maakt zich liever schuldig aan wat men wellicht later zal bekritiseren als overdreven voorzichtigheid dan dat men zou kunnen zeggen dat de regering op een moment dat waken plicht is, heeft zitten slapen. Met alle Mogendheden zijn de verhoudingen die Nederland heeft goed. Dat benadrukt Colijn met zijn slepende, scherpe stem.

Er is voorshands geen enkele reden waarom de luisteraars hunne legersteden straks niet zullen opzoeken met de gerustheid waarop zij dit andere avonden plegen te doen. En daarmee, zo zegt de premier met krakende, sterk articulerende en langzame stem geeft hij de geachte luisteraars verder over aan de verpozing die de radio de luisteraar in het algemeen pleegt te bieden. Het is de gaat u maar rustig slapen- toespraak die later door veel Nederlanders wordt toegedacht aan premier De Geer, in mei 1940, aan de vooravond van de feitelijke invasie van het Duitse Veldleger. Klik ter controle de link: https://www.youtube.com/watch?v=T2voZU9_6n4.

De troepen hadden, om hun stellingen te kunnen betrekken, ook burgerlijke ondersteuning nodig ter verkrijging van brood, zuivel, koffie, thee en hun beruchte rats kuch en bonen in hun loopgraven, bij hun zoeklichten en hun mitrailleuropstellingen. Over deze personen oefenden premier en minister Van Oorlog tijdelijk command responsibility uit, want ook de Commandant Veldleger en de Generale Staf waren pas heel laat ingelicht en werden bij de uitvoering van de BOUV niet verder geconsulteerd. Het liep allemaal goed af. In die zin, dat de volksvertegenwoordiging later volkomen akkoord ging terwijl de Generale Staf zich wel wachtte bij Van Dijck te komen protesteren want heel erg goed konden de commandant veldleger en de chef van die staf met Van Dijck, vroeger beroepsofficier, niet door één deur.

Dat stak de bewindsman ook niet onder stoelen of banken. Command responsibility kan onder omstandigheden ineens ontstaan en hoeft beslist niet gezocht te zijn door diegene die haar uitoefenen moet. Het kan zijn dat hij de reikwijdte en strekking ervan niet kan overzien. Het kan zijn dat hij haar probeert kwijt te raken of te ontlopen. Bij Slobo is daar destijds vanaf 1995 sprake geweest – een echte krijgsman was hij niet en een slachter nog minder – bij Putin was de constitutionele positie van de regeringsleider veel duidelijker. De oorlog tegen de Ukraïne was al sedert 18 februari 2014 gaande en met lokale muiterijen had Putin al om moeten gaan, ook met de jurisdictieconflicten tussen troepencommandanten en Stavka.

En met die tussen de Wagner-groep en die Stavka waren ze aan de orde van de dag. Neemt niet weg, dat, juist omdat command responsibility feitelijk is van aard, het ook een fluïde begrip is dat lang niet makkelijk juridiseerbaar is. Je mag hopen dat Den Haag dat in ieder geval grondig heeft bestudeerd nu het zo hartgrondig voorstander blijkt van een apart Putin-tribunaal, waarvan de jurisdictiekring, rechtsmachtuitoefening, rechtspersoonlijkheid, volkerenrechtelijke status en verdragsgrondslag maar steeds zo schimmig blijft en blijkt. Een creatio ex nihilo – een schepping uit het blakke niets – is niet echt verkieselijk voor The Legal Capital of the World.