Dat inclusieverende exclusivistische taaltje, het politiek-correcte hedenlands, heeft de functie van het middeleeuws Latijn. Iedereen die er toe deed – dus: iets in de melk te brokkelen had – sprak het of pretendeerde dat hij het kon spreken. Zoals onze babyboomers deden alsof ze USA-engels konden spreken. En sjieke mensen rondom 1900 een zelf gefabriekt Frans, zoals allez vous votre corridoir. Gaat uw gang.
Als je er niet besmuikt bij grimlacht, is zoiets indrukwekkend. En het toont aan dat je er helemaal bij hoort. Daarom moet je zoveel mogelijk reppen van “transparantie” als je te maken hebt met een duister systeem, dat de meest verschrikkelijke resultaten ophoest, en eisen om “connectiviteit” als je bezig bent mensen tegen elkaar uit te spelen. Enfin, luister maar naar de terminologie van het NPO-journaal. Daarin is dat alles ingeslopen. Hoor je daar zeggen dat iets “transparant” verloopt, dan begrijpt u stellig niet waar het om gaat. Dat ligt dan aan u. Dat is transparant.
De taal is dan niet zozeer een communicatiemiddel. Ze is een verbaal bastion geworden, een soort reeks van wachtwoorden, die de bewakers van een stelsel waarschuwt, of je tot de juiste groep hoort of niet. De taal is dan geen middel tot uitwisseling van inlichtingen. Het is een middel om de immuniteit van de gespreksgerechtigden in stand te houden. Jegens allen die niet in die onschendbaarheid mogen delen. Daarom is dat middeleeuws Latijn, zeker in Nederland, heel lang gangbaar gebleven, ook toen die middeleeuwen al lang voorbij waren en iedereen die tussentijden beschouwde als een barbaarse perioden vol bijgeloof, dwaze religieuze bevliegingen en twijfel aan of verachting voor zintuigelijke waarnemingen als bron van kennis.
Aan dat Latijn kon Erasmus meteen herkennen of hij te maken had met iemand die als geleerde kon erkend worden. Het zat vol standaarduitdrukkingen en citaten uit spreekwoorden uit de klassieke oudheid. Zo kon Erasmus schrijven aan zijn Engelse vriend Thomas Morus, de koninklijke kanselier, evengoed als aan een Romeinse kardinaal of een Saksische vorst, want die snapten dat eigenaardige, kunstmatige taaltje direct, al konden ze het dan weer niet zo vloeiend hanteren als dat Wonder uit Rotterdam. Daarom waren ze er niet voor dat mensen in hun moederstaal gingen schrijven. Dat werkten ze zoveel mogelijk tegen.
Je kon meestal geen doctorstitel verwerven als je je proefschrift niet schreef in dat Latijn. Wie als niet-adellijke persoon in het buitenland iets wilde, had vaak zo’n titel echt wel nodig. Erasmus óók. Al kennen wij hem niet als Dr Erasmus Roterodamus, hij ging er toch maar één halen in Italië waar ze verder niet zo moeilijk deden. Erasmus was immers de niet-gewettigde zoon van een priester. Hij was dus een pario, maar met zo’n titel kon hij toch nog ambten krijgen die geld opbrachten.
En ingewikkelde rechtszaken werden doorgaans toch wel in die taal gevoerd, zodat Henk en Ingrid er niet aan hoefden te denken om zoiets te beginnen. Dat was nu precies ook de bedoeling. Het loonde. En daarom was het tot in de tweede helft van de negentiende eeuw niet goed mogelijk om een academische promotie te doen anders dan in dat zaligmakend Latijn, zeker in Leiden. Ook als het ging om medische onderwerpen of aardrijkskundige observaties. Het Vaticaan hecht nog steeds aan dat taaltje en geeft daarom regelmatig een woordenboek uit, waarin je de geijkte vertalingen in dat Latijn kunt vinden van “verkeersvliegtuig”, “computer”, “virus-aandoening” en “telefoongesprek”.
Moeilijk is dat doorgaans niet, want vrijwel alle Europese stamtalen wemelen van verbasterde naamwoorden uit dat middeleeuwse Latijn. Vooral de rechtsbegrippen zijn daarvan afgeleid, dus ook de belangrijke verdragsteksten binnen de Europese Unie die ons bestaan bepalen, zoals de grondwet die Nederland verwierp in 2004, het Verdrag van Lissabon. De Nederlanders moesten er niets van hebben, dat bleek toen wel uit een referendum. Daarom is het nu een juridisch instrument dat direct doorwerkt in de Nederlandse samenleving. Daarom citeren de Democraten van 1966 er in de Tweede Kamer voortdurend met instemming uit. Geijkte taal is dat. Het hedenlands. Dat laat blijken wie erbij hoort. De meesten niet. En daar gaat het democraten om. Die denken inclusief.