Mispassende Angelsaksismen

Zo compliceerde de exclusionary rule de rechterlijke procedures aanmerkelijk. De advocatuur had zich meester gemaakt van deze nieuwe reeks bewijsuitsluitingsgronden. Want ook de balie was zich op het Angelsaksische procesrecht gaan storten, omdat in dat adversarial system zoveel processuele verweren mogelijk zijn betreffende de bewijsgaringsmethodes. Er zijn in een land dat een jury-systeem kent voor de zwaardere misdrijven heel veel bewijsuitsluitingsgronden, die alle een bijzondere betekenis hebben en uitwerking, als ze inderdaad met recht en reden ingeroepen worden. In Engeland is het de politie die als partij een strafvordering opent in de fase dat een redelijke verdenking te formuleren is.

Die verdenking moet dan op het eerste gezicht steunen op goede, aannemelijke feitelijke gronden. De politie moet dat voorleggen aan een sollicitor, een tussenpersoon bij een regionale balie die dat moet beoordelen. Die sollicitor is dus rechtskundige, maar heeft geen procesbevoegdheid ten overstaan van een Crown Court, een rechtbank die uiteindelijk beslist of de zaak geschikt is voor een openbare strafprocedure op tegenspraak. De sollicitor moet beoordelen of het opsporingsonderzoek zodanig feitelijkheden heeft kunnen openbaren dat een reasonable case, een redelijke zaak kan worden aangebracht tegen een individu.

Een redelijke zaak:  een feitencomplex waarvan het hoogst waarschijnlijk is dat het Crown Court daarvoor rechtsingang zal verlenen: dat wil zeggen dat de kroon – de koning als waarborger van het common law-stelsel – toestaat de zaak wordt geplaatst op de zittingsrol en dat de naam van de verdachte mag worden uitgeroepen in het openbaar. Dan is de sollicitor bevoegd om op zoek te gaan naar een procesbevoegde advocaat voor de kroon, die een dagvaarding mag gaan opstellen en de rechtbank verzoekt om een zitting, waarbij de rechter kan besluiten dat een jury moet worden samengesteld: er moeten nu leken worden opgeroepen om straks te beslissen over het aangebrachte feitencomplex.

Is dat een samenstel van objectiveerbare gegevens dat rechtvaardigt  een bepaalde opstelling van de verdachte delictueel, misdrijf-waardig te noemen. Zit er een concreet daderschap in dat de common law al eerder erkende als strafwaardig? Zijn er ook componenten van strafbare schuld aan te wijzen? Leveren die opzet of grove onachtzaamheid op? Valt dat alles binnen de competentie van dit Crown Court of is het toch iets voor een andere rechter? Wat voor wetsvoorschriften zou de verdachte geschonden kunnen hebben? Heeft de politie zich aan de beginselen van behoorlijke opsporing en procedures gehouden: is de politie niet ingegaan tegen processuele grondrechten van de Britse burger? In dit stadium komen de bewijsuitsluitingsgronden dus al volstandig aan de orde.

Ze hebben een uitzuiverende werking, om lichtvaardige vervolgingen te voorkomen. Vindt de rechter nu al, dat de politie dat soort   grondrechten onherroepelijk heeft gekrenkt, dan gaat de zaak niet door. Er komt geen jury. Soms is dat niet duidelijk. Dan kan de zaak ter rolle worden aangebracht, er komt een jury. De politie mag de zaak presenteren via de advocaat voor de kroon. Daarbij kan dan blijken dat er tóch bewijsuitsluitingsgronden zijn. Dan wordt de jury de zaal uit gestuurd. En de rechter, mét de advocaten voor de verdachte en de kroon beginnen een robbertje te vechten over deze gronden, hun strekking in dit geval, de bewijsuitsluitingsregelen, de waarschijnlijke gevolgen ervan voor de procedure en de aansprakelijkheden van de politie die te dezen partij is.

U kent het van de verrekijk. Inspector Morse en zo. Dat is in het Nederlandse strafvorderlijk systeem niet zo. Zijn deze gronden er, dan blijken ze ter openbare zitting, maar dan stelt de professionele rechter ze vast. Hij heeft inmiddels de bewijsmiddelen al uit het dossier gevist en kent hun feitelijke strekking. Al vindt hij wellicht dat de bewijsvoering niet deugt, dat er bewijs is, overtuigend óók nog, ja, dat heeft hij inmiddels ervaren en ondervonden uit dat dossier. Hij weet dus dat de verdachte wel degelijk deed wat de tenlastelegging verwoordt. Of juist niet. Hij bekijkt de zaak onder die invalshoek. En heeft daarop al een overtuiging over daderschap, oorzakelijkheid en schuld gekregen. Die gaat, niettegenstaande de exclusionary rule, niet meer uit het rechterlijk brein.