Terwijl het blad met wiebelende bekers koffie rondgegeven wordt evalueert men de maandagzitting van de Tweede Kamer, in het begin waarvan Mark Rutte ineens verklaarde geheel op te stappen, schier emotieloos maar wel vastberaden. Je zág de Kamerleden ontspannen terugzinken in hun blauwe zeteltjes. Die stoelen, waarvan bijna iedereen denkt dat ze van plastic zijn en uit een stationsrestauratie komen waarvan de Nederlandse Spoorwegen NV al lang geleden besloten heeft dat het als architectonisch wangedrocht uit het collectieve geheugen verwijderd moet worden omdat het herinnert aan een al te goedkope tijdgeest die alleen nog maar onaangename sensaties oproept zoals de luchten die opstijgen uit een overjarig flesje BRUT 33.
Weet u nog? Dat was dé bodylotion voor de man van de echte wereld, the he-man uit de seventies. Het stonk destijds al fameus, je kreeg er bij overvloedige besprenkeling er mee spontaan hoofdpijn die lang bleef nazeuren. Maar het was dúúr, dat spul. Dat hielp vooral bij de verkoop, en ook dat het zat in een hardgroen flesje met zilveren dop en bijbehorend schildje waarop de merknaam nogmaals joyeus was weergegeven in schuinschriftletters naar rechts verlopend. Dat zat met zilverkleurige schakeltjes om het halsje van de fles. Het was eenvoudig zonde om dat allemaal weg te gooien, al was dat in die zeventiger jaren toen de natuur nog niet te vervuilen was en niemand ooit had willen horen van een klimaatcrisis wél de bedoeling.
Je kon het flesje niet openwrikken om het te vullen met goedkope odeklonje. Eau de cologne of met een vergelijkbaar Berkenhaarwatertje dat iets uilenzeikachtigs had. Die zaten, dat was opvallend zo uitgedokterd, in veel te grote flessen. Het was allemaal erg kunstmatig en oppervlakkig. Net als de hele Tweede Kamer van nu. De leden van deze volksafdeling van de Staten-Generaal keken raar op. Als acteurs, die even hun rol en hun rolbezetting en cast kwijt zijn. Want, en hier was iedereen die aan dit tafeltje koffie zat te lurken met de bijbehorende zwaar kruimelende koek met rozijnen het eens, zo’n vergadering van de Tweede Kamer is gewoonweg een veels te dure charade.
Een toneelstuk, waarin tevoren de regisseur nauwkeurig heeft aangegeven wie op mag komen uit de coulissen, welk wachtwoord daarbij geldt, of de coulissen dan wellicht veranderd of verplaatst mogen worden en wie echt kwaad mag worden en wie verdrietig blijft. Dat er een motie van wantrouwen door de oppositie was bereid, waarbij Rutte het als persoon zou moete ontgelden, dat was daarbij achtergrondthema voor de regieaanwijzingen, de spelprestaties en het eventuele schmieren van de mensen achter de interruptiemicrofoons. Daarbij zou Peter Omtzigt moeilijk aan te sturen zijn want die zou natuurlijk meteen beginnen over de inconstitutionaliteit van die motie, juist tegen een reeds demissionaire premier.
Maar daarin had Jesse Klaver van GroenLinks al voorzien. En Lilian Marijnissen van de Socialistische Partij zou dan flink kwaad worden, zich omwendend naar de Kamerleden en dan puntig wijzend naar de premier die zou zitten te scrollen. Verwezen in het display loerend van zijn I-pod alsof het hem niet zou aangaan. Dat zou mooi contrasteren met de woedende, maar toch deemoedige gelatenheid wegens de christendemocratische fractie. Het Christen Democratisch Appèl. Ik schrijf het even uit, want in december weet vermoedelijk niemand meer welk biermerk ook al weer schuilging achter dat acroniem. Dat CDA heeft zich toch wel heel bekwaam electoraal om zeep gebracht. Vakwerk, vindt iedereen.
Dan zou ineens ook de regeringspartij D66 voor deze inconstitutionele motie stemmen, zó maar, uit het blauwe niets. En dan zou het tumult onder het publiek aanmerkelijk zijn. Zodat, net als bij de poppenkast op de Amsterdamse Dam, de persoon met het centenbakkie rond zou kunnen gaan en heel wat ophalen onder de ouders van de gillende kinderen terwijl Katrijn haar Jan Klaassen duchtig afranselt. Deze voorstelling ging dus niet door volgens planning naar het aloude script. De charade kreeg een duchtig changement. Een heel duur. Erg duur. Meer dan een jaar dadenloosheid van een toch al inert kabinet, zo te schatten.