Harry’s oplossing

Vanochtend regende het. Zachtjes, maar overtuigend. Conform het weerbericht op het NOS-journaal op de NPO. Soms gaat er toch iets volgens het grote plan waarlangs de wereldgeschiedenis zich dient te voltrekken naar menselijke voorzegging. Ik deed dus mijn leren jack aan om er weerbestendig uit te zien. Door het Haagse Bosch gefietst om halftien. Niet zeiknat, maar toch redelijk vochtig in de broekspijpen tot aan de tailleband, terwijl de natuur er steeds verkwikter bij begon te liggen, want droog was het al weer even geweest. Onder de luifels van de marktkramen gaan staan. Regendroppels hangen aan de staalranden van de constructies waarover de tentzeilen gespannen staan.

De wind vlaagt en in de plassen staan kleine golfjes. Hollandsch Zoomer, zoals Arthur van Schendel zo tragisch kon beschrijven op weg naar de ontknoping van een eveneens Hollandsch Drama. En daar stond Harrie te orakelen over de bedoelingen van Rutte. Ik schaarde mij dus onder Harrie’s gehoor. Want dat is een ziener. Die weet waarheen de planeet roteert. Je kunt merken dat hij Calvijns Instituten heeft bestudeerd en dat hij weet wat de Albedoeling van de Here Here is. Daarin figureert Rutte als spelmeester: Marc heeft vorig jaar, direct na de formatie, wel ingezien waar het politiek heen zou gaan. De VVD zou werkenderweg, de ene motie van afkeuring na de andere trotserend, beseffen: Marc is over de datum.

Hij is niet meer als vers aan te prijzen. Hij is niet meer geloofwaardig als de jongensachtige regeringsleider met teflon baklaag. Hij gaat de conservatieven mishagen, maar genoeg van de publieke macht heeft Marc nog lang niet. Dat heeft het partijbestuur van deze Volkspartij – want dat is het steeds meer – Markie ook doen weten. Marc heeft dat als feit aanvaard, maar niet gebillijkt. Hij ervoer ook dat de door hem verkochte schelvis begon te stinken aan de kop. Hij heeft dus gepland dat er ter gelegenheid van het aankomend zomerreces een crisis moest komen binnen het kabinet zelf. Voordat de Kamerleden echt op hun vakanties zouden gaan. Marc zocht een onschadelijke aanleiding om die crisis langzaam te fokken als een kasplantje in een steeds roestiger wordende broeikas op zompige veengrond waarop het glasstaketsel te veel naar links begon te zakken omdat die grond van kwelwater verzadigd was.

De aanleiding moest aannemelijk zijn, het daaruit blijkend bestuursfalen niet onoverkomelijk. Zodat een nieuwe VVD-coryfee toch weer makkelijk, na nieuwe verkiezingen, kon aantreden als reder des vaderlands, want god bewaar mij dat dat een sociaaldemocraat zou wezen. De gezinshereniging van niet-toegelaten ontheemde vreemdelingen van buiten de Europese Unie zou een fraaie overkomelijke aanleiding kunnen zijn, mits Marc maar tijdig dat vuurtje zou aanstoken. Marc begon er dus al in maart over, op aangeven van zijn liberale – wat héét – achterban. Hij goochelde met cijfers. Die niemand kon overzien, laat staan corrigeren, wat dondert het. Omdat eigenlijk niemand weet hoeveel illegalen er eigenlijk feitelijk rondlopen in Nederland, want daar zijn het illegalen voor. Marc noemde, al naar gelang het electoraal effect, veertigduizend of vierhonderdduizend illegalen. Een gissing als een verschietende dagdroom in nevelgestalten.

Om nu eens de achterban sussend toe te spreken dan weer publieke ongeremde emoties los te maken in gistend Nederland. Hij zinspeelde daarbij ook op de bijbehorende aanwas van de nakomers ter gezins- en familiehereniging op middellange termijn. Met de beruchte demografische verstorende gevolgen. Die bracht hij ogenschijnlijk zakelijk in kaart. Ondertussen liet hij maandelijks welberaamd de opvang op de Algemene Asielzoekerscentra steeds grondiger uit de hand lopen. Totdat in de maand mei de eerste asielzoekers — van welke pluimage dan ook – zich lieten neervlijen op de tentzeilen van de kampementen in Ter Apel. NPO erbij, u wéét hoe dat gaat als de regeringsvoorlichtingsdienst zich met de Journaalsamenstellingen gaat bemoeien op last van het Torentje.

Juni liet weer dreigende Noord-Afrikanen zien, morrelend aan de deurknoppen van de eengezinswoningen in rijtjeshuizen, trommelend op de ruiten van de achterdeuren die wel grondig gesloten bleken maar toch nog niet volledig gepantserd waren met ondoordringbaar kogelvrij glas. De donkere schimmen pletten de rode geraniums en sappig gelobde roze pelargoniums. In de zorgvuldig aangeharkte voortuintjes. Ze trapten de in deerlijke huisvlijt vervaardigde miniatuur molentjes met ronddraaibare kap voorzien van ledverlichting en romantische muziekjes om. De tuinkabouters werden de vijvertjes ingetrapt. Een hortende commandant van de burgerwacht kwam op de beeldbuis om met overslaande stem te berichten dat hij en zijn ploeg thans voor géén geweldpleging meer terugdeinsden.

Eigenrichting, nu de overheid haar basisplichten ter rechtshandhaving bleef verwaarlozen. Mevrouw Kaag die toch nog even kwam aanzeggen dat er géén asielprobleem was en geen immigratiegolf. Maar dat de opvang schortte, dat was het euvel. Dat we niet meteen konden oplossen, ook niet via nieuw leiderschap en nieuw élan. De oerwoede wies in juli. Totdat het momentum aantrad. Voor de druk op de knop. Net als destijds Jacob Oppenheimer deed bij de eerste proef in de woestijn met de eerste atoombom. Vage linkserds met achterhaalde politieke formules rieden het om het hardst af. Terwijl kijkend Nederland zich verbeet. En toen drukte Marc af. Vroeg op de maandagochtend.