Nooit is de Forum Privilegiatum Procedure toegepast

Er zijn een groot aantal gevallen te noemen, waarin de bijzondere procesgang bij een Hof van Staat toegepast had moeten worden volgens de Grondwet, die deze verwijzing naar de Hoge Raad op basis van een inbeschuldigingstelling plichtmatig stelt als de Tweede Kamer vindt dat een bewindspersoon of een lid van het parlement inderdaad tijdens zijn bediening een misdrijf begaat. Dat kan een commuun misdrijf zijn. Maar het kan ook een misdrijf zijn tegen de grondwettelijke regeringsvorm. Die gevallen zijn legio.

Het is echt niet zo, dat de ministers, staatssecretarissen, topambtenaren al die tweehonderd jaar zo geweldig integer met de Grondwet en de daaruit voortvloeiende of daarin veronderstelde wetsbesluiten zijn omgesprongen. Helemaal niet. Integendeel. Maar in 1840 was de Tweede Kamer zelf het slachtoffer van het illegaal budgetteergedrag van de regering. En toen kwam ze even in de versnelling. Ze kwam al heel gauw terug op die acceleratie. Ze had daarbij aan Floris van Hall een goeie. Die heeft het bijbehorende procesrecht zo verhampeld dat het bijna niet toepasbaar is. En de Kamer láát dat ook graag zo. Op dit moment heeft de regering weer een reeks uitgaven gedaan geheel buiten de rijksbegroting van 2022 om.

Dus: zonder enig gemeen overleg met de Tweede Kamer. De posten waaronder ze geboekt zouden zijn, zijn vooralsnog onbekend. Wat de precieze bedragen zijn weet de Tweede Kamer niet. De Algemene Rekenkamer heeft gesproken van wanbeleid. Het ministerie van Volksgezondheid, om maar eens iets te noemen, kon over 2020 een totaal-generaal van 5.1 miljard niet verantwoorden. Hugo De Jonge, de destijds verantwoordelijke bewindspersoon werd er in 2022 toch op aangesproken en nog eens in 2023. Eerder was de som niet officieel vast te stellen: de Rekenkamer moest het verantwoordelijk departement stomweg onder zware pressie zetten in dit lopend jaar – dus veel en veel te laat – en toen kwam dit bedrag als een voorlopige schatting eruit.

We weten nog steeds niet wat Hugo de Jonge er mee kocht of aanbesteedde en hij wou het ook niet vertellen aan de volksvertegenwoordiging, stellend, dat hij nu geen verantwoordelijk bewindspersoon was. Niet voor de kwestieuze uitgaven waarvan de Rekenkamer repte. Ik wijs erop, dat deze uitvlucht van De Jonge ongrondwettig is. Een ex-minister kán zich niet op deze wijze immuniseren van deze aansprakelijkheid, verantwoordelijkheid of aanspreekbaarheid.

Dat kon de minister van Oorlog in 1840 evenmin toen hij werd aangesproken door de Tweede Kamer voor de waanzinnige mobilisatiekosten die gemaakt waren vanaf 1830 om de Belgen eens mores te leren terzake van hun woelzieke muiterijen – de Belgische afscheiding van 1830 — tegen het wettige gezag van Willem I. Ook toen suggereerde die minister dat hij dat niet weten kon, want hij had van de boekhouding van dat departement van Oorlog uiteraard over die periode 1830-1839 geen wetenschap. En voor de Java-oorlog van 1820-1825 al helemáál niet en ook niet voor de pacificaties nadien in de Indonesische Archipel tot 1830.

De Tweede Kamer nám het niet. Want die zag in dat de belastingbetaler dat zou gaan merken in de aanmerkelijk verhoogde aanslagen naden. En dat waren die Kamerleden in dit geval zelf. Ze zeiden terecht, dat aldus de ministeriële verantwoordelijkheid staatsrechtelijk niets meer zou voorstellen, als de minister van Oorlog in 1840 zich er zó van zou kunnen afmaken. Het ging er niet om dat die minister van 1840 hoofdelijk aansprakelijk was voor de uitgaven van het in volle mobilisatie houden van het Veldleger in Noord-Brabant sedert 1830.

Neen, het ging erom, dat hij het verdomde antwoord te geven op budgettaire vragen die hem in 1840 gesteld waren bij interpellatie. Vanzelfsprekend zouden de ministers die die gelden hadden opgenomen buiten de rijksbegroting om in 1830-1839 daarvoor strafvorderlijk aan de tand moeten worden gevoeld, maar om dat te kunnen doen moest de minister die in 1840 antwoord moest geven op de bij interpellatie gestelde vragen over de aanbestedingen betreffende die periode de Kamer informeren waar de centen vandaan waren gekomen, waar ze waren aanbesteed en wat er voor verkregen was en wat daarvoor de boekhoudkundige verantwoording was geweest.

Kon de minister dat niet uitzoeken uit eigen hoofde, dan hoorde hij zijn voorgangers te laten oproepen in een rechterlijke enquête en, mochten zij weigeren te verschijnen, mochten ze zwijgen, mochten ze liegen, dan hoorde die minister van 1840 ze alsnog burgerrechtsvorderlijk te gijzelen. Totdat ze eieren voor hun geld kozen. Want uiteraard zou een stafrechtelijke procedure tegen deze ex-bewindslieden altijd volledig spaak lopen als dát niet eerst gebeuren zou ter onderbouwing van de redelijkheid der verdenkingen die de Kamer nu koesterde. Namelijk dat de uitgaven ongrondwettig waren geweest. Strijdig met aan de Kamer toekomende budgetrecht, ook toen al, in die periode. Bij Volksgezondheid is thans een post van 9, 1 miljard onverantwoord. Niet in Rijnlandsche Guldens. Maar in Euro’s. In 2021 gaat het om een totaal-generaal van 15.5 miljard Euro onverantwoorde uitgaven bij Volksgezondheid en 5 miljard Euro voor onbepaalde diensten bij de hersteloperaties in het Toeslagendrama. Allemaal weer gevoteerd door voormalige bewindspersonen. Maar natuurlijk niet buiten medeweten van de fracties die destijds de regeringscoalitie steunden en dat allemaal billijkten en aanvaardden. Allemaal noodzakelijke deelnemers.