Ome Nico IV

Uitermate belangrijk in mijn beschrijving van ome Nico is zijn unieke sentimentele vroomheid. Ome Nico begint de dag met een gebedsronde van minstens twee-en-een-half uur. Dit is een habitus, die hij met alle Strijardsen, voor zover ik ze persoonlijk ken, gemeen heeft. Mijn geachte verwekker had dat óók. Uit hoofde van ons biologische afhankelijkheidsrelatie zou ik kunnen beweren dat ik zijn hart en nieren doorgrond heb. Al zal ik niet gewagen dat hij geen geheimen voor mij kon hebben. Welnu, mijn vader kon tot tranen geroerd zijn door het Avé Verum van Mozart of het Credo uit de Missa de Angelis, de Achtste Volksmis. Of eerbiedig neerknielen voor de pauselijke zegen Urbi et Orbi dan wel diepbewogen luisteren naar een lijdensmeditatie op de Katholieke Radio-Omroep tijdens de goede week.

Dat paarde hij aan het vermogen om direct in verbinding daarmede en daarop een grenzeloze rotstreek uit te halen jegens een verzekeringsklant, of mijn moeder grotelijks te belazeren met de besteding van het huishoudgeld, voor zover hem dat ter hand was gesteld. Hij riep het bloed van Christus ter vrijwaring op om te staven onder eedverbond dat een van dat huishoudgeld medegefinancierde alligator nauwelijks iets gekost had. Hij had het dier dat een scheve bek had tegen reductie kunnen krijgen voor bijna niets van een klant, die hem al jaren een groot plezier had willen doen.  Dat had hij dus niet kunnen weigeren. Uit humanitair oogpunt dus. Maar ook menskundig niet.

Ik was bij de aankoop van het reptiel geweest en had kunnen waarnemen dat hij het mormel had moeten beleggen met goud voordat tot leverantie werd over gegaan. Ik was dus destijds al jongetje van acht, negen jaar tot diep in mijn ziel beroerd geweest over de creatieve wijze waarop vader met de waarheid dorst om te gaan, nog wel onder aanroeping van Gods heilige naam en het bloed van zijn zoon. Het stond en staat in mijn geheugen gegrift. Ome Nico bleek met dezelfde vaardigheid behept.

Hij wist op zijn lange levensgang aan pastoors, eenvoudige vrouwtjes, simpele zielen en geestelijk verdoolden menig liturgisch wangedrocht te ontfutselen om toe te voegen aan de eindeloze voorraad parafernalia in die achterkamer, teneinde met zilte blik, diep-snerkend inwaarts ademend als een Tiefatmer in de ochtendstond Jesus en al zijn heiligen aan te kunnen roepen, terwijl hij vervolgens een groot aantal tegels uit de consistoriekamer van de Laurens naar die locatie wist te transporteren. Zulks om daar een schouw van te fabrieken met een elektrisch draaiend vlammenrooster. Prachtig stond dat. Echt middeleeuws. Het sprak mij zeer aan. En spontaan heb ik aldus ook mijn behuizing ingericht. Een Vlaamse pastorie. Een Belgische Ballentent. Mijn  spraakzame bezoekers kijken er geducht van op. Het zit in je genen. Het is geen zelf verworven aanleg. Het wijst op een diep gewortelde zielsverwantheid die de Strijardsen kennelijk instinctmatig koesterden, aldus kwam het mij voor. Nature of Nurture? Het één scheen het ander niet uit te sluiten, mits daarover een ultieme zegening verkregen werd bij voorraad. Waren er nog meer karakteristieken gemeen, uit genealogie veroorzaakt? Dat zou ik wel eens willen weten. Zie daar de reden van mijn bezoek.