Ondergrondse machtsuitbreiding destabiliseert

De rechterlijke macht werd via de academische wereld gestimuleerd om vooral deze machtsverleggingen systemisch te rechtvaardigen met een beroep op de gebrekkigheden en taalkundige defecten van de wetten. In dit opzicht behoorde de rechter politiek activistisch te zijn, omdat hij tot taak had zijn tijd welbegrepen te verstaan. Als onderdeel van de Weldenkende natie.  Die rechterlijke macht had niet zoveel te maken met echt oeroude wetten die stamden uit tijden die al lang vergane vanzelfsprekendheden veronderstelden. Daar had Engeland soms weleens last van, vooral omdat het geen geschreven grondwet kent en geen heel duidelijke machtenscheiding, omdat het steeds een theocratie was gebleven en ook hartgrondig verlangde te zijn.

Engeland kent ook geen echte centrale wetgevingsmachine die aangestuurd wordt door gemonopoliseerde administratieve organisaties. Het heeft nog steeds een sterke versnippering van politiële en strafvorderlijke competenties. Zo kent het beslist geen Openbaar Ministerie dat dicht op de uitvoerende macht zit en zich voortdurend laat politiseren door de wanen van de dagen, zoals in de continentale landen. Terwijl dat Openbaar Ministerie een absoluut vervolgingsmonopolie heeft dat al dan niet ingezet kan worden zonder enige democratische legitimiteitstoets.

De opportuniteit van de vervolgingsbeslissing wordt in deze landen zelden of nooit ter terechtzitting aan de orde gesteld, zeker niet via een vergelijking met andere gevallen die niet leidden tot strafvervolging, terwijl die gevallen volkomen vergelijkbaar zijn. Ook dat is in Engeland geheel anders, zeker op het complexere niveau van een Crown Court. Dat Court doet ook zelden zelf actief aan waarheidsvinding. Dat laat het aan de advocaten over van de verdachte of van de politie: de politiseringsrisico’s waarmee de rechter ambtshalve te maken kan krijgen zijn beduidend minder. Die rechter is daar ook zelden of nooit politiek activistisch.

Dat wordt niet rechtsstatelijk geacht. Het kan een grond zijn voor hoger beroep en leiden tot een rechtsgang voor de Law Lords. Die wel wachten te rechters te politiseren, omdat zulks uiteindelijk het staatsbestel volledig ondermijnt. Die Engelsen hebben dus geen rechters die beslissen of een overheid wel of niet terecht middellijk of onmiddellijk deelneemt in een gewapend conflict. De kwestie of de koning gehouden is enig geweldsmiddel te bezigen voor ’s konings vrede binnen zijn rechtsgebied – the Peace of (or within)  the Kings Realm – is hier een kwestie die beslecht wordt door de Defender of the Faith. En daar hoort die kwestie dan ook thuis.